ECLI:NL:CRVB:2025:1628

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 november 2025
Publicatiedatum
12 november 2025
Zaaknummer
23/3297 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. M.J. van Weersch, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Limburg. De rechtbank had op 16 november 2023 uitspraak gedaan in de zaken 20/2132 en 22/470. Tijdens de behandeling van de zaak op 22 mei 2024 is appellant verschenen, bijgestaan door zijn advocaat, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. M.J.H.H. Fuchs. Na de zitting is het onderzoek heropend en is drs. L. Greveling-Fockens als deskundige benoemd, die op 22 januari 2025 een rapport heeft uitgebracht. Appellant heeft op dit rapport gereageerd en het Uwv heeft op 5 maart 2025 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen. Vervolgens heeft appellant het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling van het Uwv. De Raad heeft het onderzoek ter zitting achterwege gelaten en de zaak gesloten. De Raad oordeelt dat het Uwv moet worden veroordeeld in de proceskosten die appellant heeft gemaakt in verband met het hoger beroep, omdat het Uwv aan appellant tegemoet is gekomen door het bestreden besluit in te trekken. De proceskosten zijn begroot op € 2.267,50, plus reiskosten van € 60,72. Daarnaast is het verzoek om vergoeding van wettelijke rente toegewezen en moet het Uwv het griffierecht van € 136,- vergoeden. De uitspraak is gedaan door T. Dompeling, in tegenwoordigheid van S.P.A. Elzer als griffier, en is openbaar uitgesproken op 12 november 2025.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 16 november 2023, 20/2132 en 22/470 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 12 november 2025

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. M.J. van Weersch, advocaat, hoger beroep ingesteld en nadere stukken ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 22 mei 2024. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Van Weersch. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.J.H.H. Fuchs.
Het onderzoek is heropend na de zitting.
De Raad heeft drs. L. Greveling-Fockens, verzekeringsarts, als deskundige benoemd. De deskundige heeft op 22 januari 2025 een rapport uitgebracht. Appellant heeft op dit rapport gereageerd.
Het Uwv heeft op 5 maart 2025 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig is aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten. Het Uwv heeft op dit verzoek gereageerd.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Appellant heeft het hoger beroep ingetrokken nadat het Uwv heeft besloten tot intrekking van het bestreden besluit. Aldus is aan appellant tegemoetgekomen.
Aangezien het Uwv de gemaakte kosten in beroep heeft vergoed, moet de Raad alleen nog oordelen over de in hoger beroep gemaakte kosten.
Het Uwv wordt veroordeeld in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 2.267,50 in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 0,5 punt voor de reactie op het rapport van de deskundige, met een waarde per punt van € 907,-). Ook komt voor vergoeding in aanmerking de door appellant gemaakte reiskosten voor het bijwonen van de zitting van € 60,72.
Het verzoek om het Uwv te veroordelen tot vergoeding van de wettelijke rente over de na te betalen uitkering wordt toegewezen. Voor de wijze waarop het Uwv de rente dient te berekenen, wordt verwezen naar de uitspraak van 25 januari 2012. [1] Ook dient het Uwv het door appellant in hoger beroep betaalde griffierecht te vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv tot vergoeding aan appellant van de wettelijke rente als hiervoor weergegeven;
- veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 2.328,22;
- bepaalt dat het Uwv het door appellant in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 136,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door T. Dompeling, in tegenwoordigheid van S.P.A. Elzer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 november 2025.

(getekend) T. Dompeling

(getekend) S.P.A. Elzer

Voetnoten

1.CRvB 25 januari 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BV1958.