ECLI:NL:CRVB:2025:1626

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 oktober 2025
Publicatiedatum
12 november 2025
Zaaknummer
23/797 PW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van herzieningsverzoek wegens niet-betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 oktober 2025 uitspraak gedaan over het verzet van een appellant tegen een eerdere niet-ontvankelijk verklaring van zijn verzoek om herziening. Het verzoek om herziening was eerder niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet was betaald. De appellant, die een bijstandsuitkering ontvangt, heeft verzet aangetekend en aangevoerd dat hij de nota voor het griffierecht had gemist door postproblemen en dat hij betalingsonmacht had. Tijdens de zitting op 18 september 2025 heeft de gemachtigde van de appellant verklaard dat zij de eerste nota had ontvangen en dat zij ervan uitging dat haar verzoek om vrijstelling van het griffierecht was toegewezen. De Raad heeft overwogen dat de gemachtigde, als professionele vertegenwoordiger, op de hoogte had moeten zijn van de verplichtingen omtrent het griffierecht en de termijnen voor betaling. Aangezien het griffierecht niet tijdig was betaald en er geen tijdig beroep op betalingsonmacht was gedaan, heeft de Raad het verzet ongegrond verklaard. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door J.C. Boeree, met J. Bonnema als griffier.

Uitspraak

Datum uitspraak: 30 oktober 2025
23/797 PW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzet in verband met het verzoek om herziening van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 13 december 2022, 22/1455 e.v.
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
Het dagelijks bestuur van de Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug (dagelijks bestuur)

PROCESVERLOOP

In de uitspraak van 16 januari 2024 heeft de Raad het door appellant ingestelde verzoek om herziening van de uitspraak in hoger beroep van 13 december 2022 niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet is betaald.
Appellant heeft verzet ingediend. Het verzet is behandeld op zitting van 18 september 2025. Partijen hebben online aan de zitting deelgenomen.

OVERWEGINGEN

Bij een verzoek om herziening is appellant griffierecht verschuldigd. Zoals in de uitspraak van 16 januari 2024 is overwogen heeft de gemachtigde van appellant de nota voor het betalen van het griffierecht ontvangen. In die nota staat duidelijk vermeld dat appellant in deze procedure opnieuw griffierecht is verschuldigd en binnen welke termijn het griffierecht moet worden betaald. Het griffierecht is niet betaald.
De gemachtigde van appellant heeft in verzet aangevoerd dat zij de brief over het griffierecht had gemist vanwege postproblemen. Daarnaast is er sprake van betalingsonmacht zodat appellant het griffierecht niet is verschuldigd. Appellant ontvangt een bijstandsuitkering. Verder heeft de gemachtigde aangevoerd dat ze in een eerdere procedure heeft verzocht om vrijstelling voor het betalen van het griffierecht en dat ze ervan uit ging dat haar verzoek om vrijstelling was toegewezen.
Op de zitting heeft de gemachtigde van appellant verklaard dat zij de eerste nota voor het betalen van het griffierecht heeft ontvangen en dat zij het logisch vindt dat er griffierecht is verschuldigd. Haar betoog spitst zich erop toe dat zij van mening is dat appellant een beroep op betalingsonmacht kon doen. Zij ging ervan uit dat dit was toegewezen. De Raad overweegt dat de gemachtigde van appellant een professionele gemachtigde is en dat niet is gebleken dat zij tijdig een beroep op betalingsonmacht heeft gedaan. Van de gemachtigde mag worden verwacht dat zij weet hoe de procedure van het betalen van griffierecht in elkaar zit en wat de termijnen zijn voor het betalen van het griffierecht. Het niet tijdig een beroep doen op betalingsonmacht dan wel het niet betalen komt dan ook voor haar risico.
Dit betekent dat het verzet ongegrond wordt verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door J.C. Boeree, in tegenwoordigheid van J. Bonnema als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 oktober 2025.
(getekend) J.C. Boeree
(getekend) J. Bonnema