ECLI:NL:CRVB:2025:162

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 januari 2025
Publicatiedatum
28 januari 2025
Zaaknummer
23/2733 ANW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 januari 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante, die in verzet was gegaan tegen een eerdere uitspraak van de Raad. De Raad had op 19 januari 2024 het hoger beroep van appellante niet-ontvankelijk verklaard, omdat het hoger beroepschrift niet tijdig was ingediend. De laatste dag waarop het hoger beroep kon worden ingesteld was 27 maart 2023, maar het beroepschrift was pas op 22 september 2023 ontvangen. Appellante heeft in haar verzet geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd die zouden kunnen leiden tot de conclusie dat zij niet in verzuim was geweest. Tijdens de zitting op 11 november 2024 zijn partijen niet verschenen, wat de behandeling van het verzet niet heeft beïnvloed. De Raad heeft geconcludeerd dat het verzet ongegrond is en heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Wel is bepaald dat het betaalde griffierecht van € 136,- aan appellante zal worden terugbetaald. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door mr. E.C.G. Okhuizen, met F. Sporrel als griffier.

Uitspraak

Datum uitspraak: 21 januari 2025
23/2733 ANW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 3 februari 2023, 22/308 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] , Marokko (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 19 januari 2024 heeft de Raad het door appellante ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Appellante heeft verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 11 november 2024. Partijen zijn niet verschenen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 19 januari 2024 berust op de overwegingen dat het hoger beroepschrift niet tijdig is ingediend, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest.
De laatste dag waarop tijdig hoger beroep kon worden ingesteld was 27 maart 2023. Het hoger beroepschrift is op 22 september 2023 ontvangen. De termijn voor het indienen van het hoger beroep is dus overschreden.
Appellante heeft in verzet geen feiten of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat zij niet in verzuim is geweest.
Dit betekent dat het verzet ongegrond wordt verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling ter zake van het verzet is geen aanleiding.
Het betaalde griffierecht van € 136,- zal door de griffier van de Raad aan appellante worden terugbetaald.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • verklaart het verzet ongegrond;
  • bepaalt dat het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 136,- door de griffier van de Raad aan appellante wordt terugbetaald.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.C.G. Okhuizen, in tegenwoordigheid van F. Sporrel als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 januari 2025.
(getekend) E.C.G. Okhuizen
(getekend) F. Sporrel