ECLI:NL:CRVB:2025:1584

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 oktober 2025
Publicatiedatum
31 oktober 2025
Zaaknummer
24/1948 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de duurzaamheid van arbeidsongeschiktheid van ex-werknemer in het kader van WIA-uitkering

In deze zaak gaat het om de toekenning van een WGA-loonaanvullingsuitkering aan een ex-werknemer van appellante, die een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100% heeft. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat de volledige arbeidsongeschiktheid van de ex-werknemer niet duurzaam is. Appellante betwist dit en stelt dat de ex-werknemer volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is, maar de Raad volgt dit standpunt niet. De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting en heeft de medische onderbouwing van het Uwv als voldoende beoordeeld. De rechtbank heeft eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Raad bevestigt deze uitspraak. De Raad concludeert dat er voldoende mogelijkheden zijn voor verbetering van de belastbaarheid van de ex-werknemer, en dat de toekenning van de WGA-uitkering per 5 februari 2022 in stand blijft. De Raad heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek en de conclusies van de verzekeringsarts.

Uitspraak

24/1948 WIA
Datum uitspraak: 22 oktober 2025
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 26 juli 2024, 23/2838 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante B.V.] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
SAMENVATTING
Het gaat in deze zaak over de vraag of het Uwv terecht ex-werknemer van appellante per 5 februari 2022 een WGA-loonaanvullingsuitkering heeft toegekend, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 80 tot 100%. Volgens appellante zijn de beperkingen van ex-werknemer duurzaam. De Raad volgt dit standpunt niet en komt tot het oordeel dat het Uwv terecht de volledige arbeidsongeschiktheid van ex-werknemer niet duurzaam heeft geacht.

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. L.K. Wouterse, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Mr. C.A. van der Steen, advocaat, heeft zich als opvolgend gemachtigde gesteld en een nader stuk ingediend. Het Uwv heeft verweerschriften en een nader stuk ingediend.
Ex-werknemer heeft geen toestemming gegeven zijn medische gegevens aan appellante te sturen. De Raad heeft onder toepassing van artikel 8:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht bepaald dat kennisneming van de medische stukken is voorbehouden aan de gemachtigde van appellante.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 16 juli 2025. Voor appellante is mr. Van der Steen en drs. D.C.M. Meijer, arts-gemachtigde, verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.W.L. Clemens.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Ex-werknemer, de heer [naam ex-werknemer], is op 8 april 2019 uitgevallen voor zijn werk als allroundschilder bij appellante voor 37,10 uur per week. Met ingang van 5 april 2021 heeft het Uwv aan ex-werknemer een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend. De mate van arbeidsongeschiktheid is daarbij vastgesteld op 80 tot 100%, omdat is geconcludeerd dat ex-werknemer geen benutbare mogelijkheden heeft. Bij besluit van 30 november 2021 heeft het Uwv de loongerelateerde WGA-uitkering per 5 februari 2022 omgezet in een WGA-loonaanvullingsuitkering, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid ongewijzigd 80 tot 100% is gebleven.
1.2.
Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 30 november 2021. Daarbij heeft zij zich op het standpunt gesteld dat ex-werknemer volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is en daarmee voldoet aan de voorwaarden voor een IVA-uitkering. Omdat aan het besluit van 30 november 2021 geen actueel medisch en arbeidskundig onderzoek ten grondslag lag, heeft het Uwv in de bezwaarfase dit alsnog gedaan. De verzekeringsarts heeft ex-werknemer gezien op een spreekuur en vastgesteld dat hij bij het verrichten van werkzaamheden beperkingen heeft en heeft die beperkingen neergelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 29 april 2022. Op deze FML zijn beperkingen aangenomen in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren en in de rubriek werktijden. De arbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat ex-werknemer niet meer geschikt is voor zijn laatste werk en heeft geen passende functies kunnen selecteren. De mate van arbeidsongeschiktheid is daarom vastgesteld op 100%.
1.3.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft mede naar aanleiding van een door appellante ingebracht rapport van verzekeringsarts Meijer van 23 november 2022 een psychiatrische expertise laten uitvoeren. Psychiater A. de Pender heeft op 13 april 2023 een rapport uitgebracht. Op basis van dit rapport heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep geconcludeerd dat de beperkingen van ex-werknemer niet duurzaam zijn. Bij besluit van 3 mei 2023 heeft het Uwv het bezwaar van appellante ongegrond verklaard en zich daarbij op het standpunt gesteld dat de volledige arbeidsongeschiktheid niet duurzaam is.
Uitspraak van de rechtbank
2.1.
De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. De rechtbank heeft overwogen dat het onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en heeft geen aanknopingspunten gezien om te concluderen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de bevindingen uit het expertiserapport verkeerd heeft uitgelegd of dat de duurzaamheid niet is beoordeeld volgens het beoordelingskader ‘Beoordeling van de duurzaamheid van arbeidsbeperkingen’.
2.2.
Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep op basis van een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden heeft geconcludeerd dat verbetering van de belastbaarheid van ex-werknemer mogelijk is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft toegelicht dat er gelet op het ziektebeeld adequate behandelmogelijkheden zijn zodat verbetering van de belastbaarheid niet is uitgesloten. Daarbij heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gewezen op het ontbreken van een specifieke en afgeronde behandeling en toegelicht dat niet is gebleken dat een adequate behandeling bij ex-werknemer niet mogelijk is of niet tot verbetering zal leiden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft navolgbaar gemotiveerd dat verbetering van de beperkingen vanwege het medisch beeld langer dan gemiddeld zal duren. De cliëntgebonden factoren heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet mee hoeven nemen, omdat deze niet samenhangen met het ziekteproces. Gerichte behandeling van de aandoening van exwerknemer duurt ongeveer een jaar, maar kan langer dan een jaar duren als voorafgaand of tijdens gerichte medische behandeling ook behandeling moet plaatsvinden in verband met de cliëntgebonden factoren.
2.3.
De rechtbank heeft in het in beroep ingebrachte rapport van verzekeringsarts Meijer van 8 februari 2024 geen aanleiding gezien om aan de juistheid van de medische beoordeling te twijfelen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd dat zij niet kan vaststellen wat de uiteindelijk te bereiken eindsituatie zal zijn na een optimale behandeling vanwege de hoeveelheid mogelijke beperkingen in persoonlijk en sociaal functioneren en de onderverdeling in gradaties in dit geval. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft toegelicht dat bij ex-werknemer sprake is van een op zich goed behandelbare aandoening, dat er geen onderbouwing is om aan te nemen dat de reguliere behandeling bij hem niet werkt en dat er ook geen onderbouwing is om nu al te stellen dat er beperkingen zullen resteren na adequate en optimale behandeling. Ook volledig herstel is mogelijk, omdat er geen onderliggende blijvende fysieke of psychische ziekten zijn die dit onmogelijk maken.
Het standpunt van appellante
3.1.
Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Appellante heeft aangevoerd dat de onvoldoende inzichtelijk is onderbouwd en gemotiveerd dat geen sprake is van volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid van ex-werknemer. Het standpunt dat er nog een behandeling mogelijk is die tot verbetering van de belastbaarheid kan leiden is volgens appellante onvoldoende onderbouwd. Het Uwv heeft niet gemotiveerd op grond van welke concreet en deugdelijk afgewogen feiten en omstandigheden nog verbetering van de belastbaarheid van ex-werknemer wordt verwacht, tot welk mogelijk resultaat de medische behandeling kan leiden, binnen welke termijn de verbetering van de belastbaarheid wordt verwacht, op welke gebieden verbetering van de belastbaarheid wordt verwacht, in welke mate verbetering van de belastbaarheid wordt verwacht en of de verwachte verbetering van de belastbaarheid nog relevant is voor de vast te stellen mate van arbeidsongeschiktheid terwijl sprake is van substantiële arbeidsbeperkingen.
3.2.
Appellante heeft een door haar ingeschakelde verzekeringsarts [X] opgesteld rapport van 29 oktober 2024 ingebracht, waarin deze verzekeringsarts heeft geconcludeerd dat de volledige arbeidsongeschiktheid als duurzaam aangemerkt moet worden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft volgens haar ten onrechte gesteld dat de cliëntgebonden factoren buiten beschouwing moeten worden gelaten. Verzekeringsarts De Vries heeft in haar rapport opgemerkt dat een aantal door de verzekeringsarts genoemde cliëntgebonden factoren volgens haar rechtstreeks het gevolg van het ziekteproces van exwerknemer zijn en dat deze factoren volgens haar bij de beoordeling van de duurzaamheden meegenomen hadden moeten worden. Gelet daarop heeft verzekeringsarts De Vries zich afgevraagd of adequate behandeling van de aandoening van ex-werknemer wel ooit haalbaar zal zijn. Dit is volgens haar allerminst zeker. Van een meer dan geringe kans op herstel van reëel arbeidsvermogen is volgens haar geen sprake. Verder heeft appellante erop gewezen dat ex-werknemer al jarenlang onder behandeling is.
Het standpunt van het Uwv
3.3.
Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen en heeft in hoger beroep nog een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 19 mei 2025 ingebracht.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit over de weigering om exwerknemer een IVA-uitkering toe te kennen in stand heeft gelaten. Dit doet hij aan de hand van wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt.
4.1.
Niet in geschil is dat ex-werknemer volledig arbeidsongeschikt is. Gelet op de door partijen ingenomen standpunten ligt de vraag voor of de volledige arbeidsongeschiktheid van ex-werknemer op de datum in geding, 5 februari 2022, moet worden geacht duurzaam te zijn, zodat ex-werknemer recht heeft op een IVA-uitkering in plaats van een WGA-uitkering.
4.2.
De Raad heeft in zijn uitspraak van 4 februari 2009 geoordeeld dat de verzekeringsarts zich een oordeel moet vormen over de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid in de zin van artikel 4 van de Wet WIA. [1] Hierbij moet hij een inschatting maken van de herstelkansen, in de zin van een verbetering van de functionele mogelijkheden van de verzekerde. De inschatting van de verzekeringsarts van de kans op herstel in het eerste jaar na het ontstaan van het recht op uitkering en in de periode daarna moet berusten op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden die bij de individuele verzekerde aan de orde zijn, voor zover die feiten en omstandigheden betrekking hebben op de medische situatie van de verzekerde op de datum in geding. Als die inschatting berust op een (ingezette) medische behandeling, is een onderbouwing vereist die ziet op het mogelijke resultaat daarvan voor de individuele verzekerde.
4.3.
De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig is geweest. Het onderzoek is gebaseerd op dossieronderzoek en een fysiek spreekuur door de primaire verzekeringsarts. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft informatie opgevraagd bij en ontvangen van de behandelend sector en een onafhankelijke psychiatrische expertise door WPEX laten uitvoeren. Er bestaat geen aanleiding om te oordelen dat de expertise niet op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. De psychiater heeft ex-werknemer gesproken, een uitgebreide anamnese afgenomen en kennisgenomen van medische informatie, waaronder informatie van de behandelend sector.
4.4.
Ook wordt de conclusie van de rechtbank gevolgd dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende duidelijk heeft uitgelegd waarom ex-werknemer op de datum in geding niet duurzaam arbeidsongeschikt is.
4.5.
In haar rapporten van 19 april 2023, 27 juli 2023 en 27 februari 2024 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep inzichtelijk en deugdelijk gemotiveerd dat op de datum in geding nog behandeling en daarmee verbetering van de mogelijkheden mogelijk was. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft opgemerkt dat de aandoening van ex-werknemer noch een progressieve aandoening noch een stabiele aandoening zonder behandelmogelijkheden is. Daarnaast is geen andere medische aandoening of ernstig ziektebeeld vastgesteld. Psychiater De Pender heeft opgemerkt dat de aandoening op zich behandelbaar is en dat na adequate behandeling een sterke verbetering kan optreden van de cognitie en de stemming. Hoewel de psychiater van mening was dat behandeling van de aandoening op moment van het onderzoek niet als haalbaar werd ingeschat, maar daarbij heeft zij opgemerkt dat het verbeteren van de dagstructuur en zelfzorg middels het inzetten van psychiatrische thuisbegeleiding middels een indicatie op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning als een mogelijke eerste stap wordt gezien en dat op langere termijn verdere behandeling van de aandoening kan worden ingezet. Daarbij heeft de psychiater nog opgemerkt dat ex-werknemer tot medio 2021 weinig behandeling gehad gericht op zijn aandoening en nog geen gerichte behandeling volledig had doorlopen en afgerond, waardoor de problematiek voor langere termijn nog niet duurzaam te noemen is.
4.6.
Ook de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft opgemerkt dat verbetering van de belastbaarheid onder meer vanwege de complexiteit van de aandoening langer dan gemiddeld zal duren en mogelijk zelfs langer dan een jaar. Bij ex-werknemer spelen diverse psychosociale problemen en andere belemmerende factoren die eerst moeten worden behandeld en opgelost voordat adequate behandeling voor de specifieke aandoening kan plaatsvinden en daar optimaal van geprofiteerd kan worden. Los van de vraag of deze factoren al dan niet rechtstreeks samenhangen met het verloop van het ziekteproces, blijkt uit het rapport van psychiater De Pender en het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 19 mei 2025 dat ook hiervoor behandeling en begeleiding mogelijk is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft verder inzichtelijk gemotiveerd dat als deze belemmerende factoren weg zijn, adequate behandeling van de aandoening van ex-werknemer binnen een jaar tot verbetering zal leiden. Bovendien kan ook tijdens de behandeling bij voldoende resultaat al een verbetering van het functioneren en de belastbaarheid optreden. In dit verband wordt verwezen naar de brief van de behandelaar van ex-werknemer van 12 april 2022, bij wie ex-werknemer sinds medio 2021 in behandeling is. Uit die brief blijkt dat appellante voor zijn aandoening wordt behandeld met verschillende therapieën, maar dat ook in de actuele situatie diverse stressoren zijn, waardoor herstel wordt belemmerd. Uit deze brief blijkt evenwel dat ex-werknemer een aantal stappen heeft gezet om energetisch en mentaal weer sterker te staan. Uit die brief blijkt niet dat de behandeling van ex-werknemer uitsluitend zag op stabilisatie of dat behandeling in het geheel niet kon worden gestart.
4.7.
Verder blijkt uit de medische stukken, zowel van psychiater De Pender als de behandelaar van ex-werknemer, dat ex-werknemer is gediagnosticeerd met één specifieke aandoening en de behandeling ook daarop is gericht. De psychiater heeft in het rapport opgemerkt dat na adequate behandeling van deze aandoening een sterke verbetering van de cognitie en stemming kan optreden. Zoals hiervoor opgemerkt, staat in de brief van de behandelaar dat ex-werknemer aantal stappen heeft gezet om zowel energetisch al mentaal weer sterker te staan. Uit deze stukken valt af te leiden dat de beperkingen van ex-werknemer betrekking hebben op genoemde door de psychiater en behandelaar aspecten, zoals cognitie, stemming, mentale gesteldheid en energie, en dat de door hen gestelde mogelijke verbetering ziet ook op die aspecten. Juist op deze aspecten is ex-werknemer blijkens de FML van 29 april 2022 beperkt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft terecht opgemerkt dat na het afronden van een optimale behandeling niet is vast te stellen wat de uiteindelijk optimaal te bereiken eindsituatie zal zijn, ook omdat vele variabelen en combinaties van variabelen mogelijk zijn. De verzekeringsarts bezwaar en beroep kan dan ook worden gevolgd in het standpunt dat in de specifieke situatie van ex-werknemer op voorhand niet kan worden vastgesteld of en zo ja, welke beperkingen na adequate behandeling nog resteren en in welke mate. Het Uwv was dan ook niet gehouden een fictieve FML met duurzame beperkingen op te stellen.

Conclusie en gevolgen

5. Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat de toekenning van een WGA-uitkering aan ex-werknemer per 5 februari 2022 in stand blijft.
6. Omdat het hoger beroep niet slaagt, krijgt appellante geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.E. Fortuin, in tegenwoordigheid van S.P.A. Elzer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 oktober 2025.
(getekend) M.E. Fortuin
(getekend) S.P.A. Elzer

Voetnoten

1.CRvB 4 februari 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BH1896.