ECLI:NL:CRVB:2025:1534
Centrale Raad van Beroep
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep door bestuursorgaan
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. M.B. van Voorthuizen, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Het hoger beroep werd ingetrokken nadat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op 29 april 2025 een nieuwe beslissing op bezwaar had genomen, waarbij het bezwaar van appellant tegen een eerder besluit gegrond werd verklaard. Appellant verzocht de Raad om het Uwv te veroordelen in de proceskosten. De Raad heeft besloten dat een zitting niet nodig was en heeft het onderzoek gesloten.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht, het Uwv veroordeeld kan worden in de kosten die appellant heeft gemaakt in verband met het hoger beroep, omdat het bestuursorgaan aan de bezwaren van appellant tegemoet is gekomen. De proceskosten zijn begroot op € 907,-, en het verzoek van appellant om vergoeding van proceskosten in beroep en kosten van bezwaar is niet gehonoreerd, aangezien de rechtbank het Uwv al had veroordeeld in de proceskosten van appellant in beroep.
Daarnaast dient het Uwv het door appellant in hoger beroep betaalde griffierecht van € 143,- te vergoeden. De uitspraak is gedaan door S. Wijna, in tegenwoordigheid van S.P.A. Elzer als griffier, en is openbaar uitgesproken op 22 oktober 2025.