ECLI:NL:CRVB:2025:1534

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 oktober 2025
Publicatiedatum
28 oktober 2025
Zaaknummer
25/732 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep door bestuursorgaan

In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. M.B. van Voorthuizen, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Het hoger beroep werd ingetrokken nadat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op 29 april 2025 een nieuwe beslissing op bezwaar had genomen, waarbij het bezwaar van appellant tegen een eerder besluit gegrond werd verklaard. Appellant verzocht de Raad om het Uwv te veroordelen in de proceskosten. De Raad heeft besloten dat een zitting niet nodig was en heeft het onderzoek gesloten.

De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht, het Uwv veroordeeld kan worden in de kosten die appellant heeft gemaakt in verband met het hoger beroep, omdat het bestuursorgaan aan de bezwaren van appellant tegemoet is gekomen. De proceskosten zijn begroot op € 907,-, en het verzoek van appellant om vergoeding van proceskosten in beroep en kosten van bezwaar is niet gehonoreerd, aangezien de rechtbank het Uwv al had veroordeeld in de proceskosten van appellant in beroep.

Daarnaast dient het Uwv het door appellant in hoger beroep betaalde griffierecht van € 143,- te vergoeden. De uitspraak is gedaan door S. Wijna, in tegenwoordigheid van S.P.A. Elzer als griffier, en is openbaar uitgesproken op 22 oktober 2025.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 4 maart 2025, 24/4483 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 22 oktober 2025

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. M.B. van Voorthuizen, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 29 april 2025 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen.
Appellant heeft het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
De Raad heeft partijen laten weten dat hij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Partijen hebben daarna niet om een zitting gevraagd. Daarom heeft de Raad de zaak niet op een zitting behandeld en het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

1. Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Op grond van artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
2. Appellant heeft het hoger beroep ingetrokken nadat het Uwv heeft besloten het bezwaar tegen het primaire besluit van 3 juli 2023 alsnog gegrond te achten en de uitkering van appellant op grond van de Ziektewet op en na 1 juli 2023 voort te zetten.
3. Aldus is aan appellant tegemoetgekomen. Het Uwv wordt veroordeeld in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 907,- in hoger beroep (1 punt voor het hoger beroepschrift, met een waarde per punt van € 907,- en wegingsfactor 1). Het verzoek van appellant om vergoeding van proceskosten in beroep en kosten van bezwaar wordt niet gehonoreerd. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het Uwv al veroordeeld in de proceskosten van appellant in beroep en in de beslissing op bezwaar van 29 april 2025 heeft het Uwv besloten de kosten van bezwaar aan appellant te vergoeden.
4. Ook dient het Uwv het door appellant in hoger beroep betaalde griffierecht te vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 907,-;
- bepaalt dat het Uwv het door appellant in hoger beroep betaalde griffierecht van € 143,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door S. Wijna, in tegenwoordigheid van S.P.A. Elzer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 oktober 2025.

(getekend) S. Wijna

(getekend) S.P.A. Elzer