ECLI:NL:CRVB:2025:1520

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 oktober 2025
Publicatiedatum
23 oktober 2025
Zaaknummer
25/1445 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens termijnoverschrijding in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 oktober 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De rechtbank had op 23 mei 2025 een uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke kwestie, waartegen de appellant hoger beroep wilde instellen. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken, en deze termijn was geëindigd op 7 juli 2025. De appellant had op 10 juli 2025 aangegeven hoger beroep te willen instellen, maar het beroepschrift werd pas op 15 juli 2025 ontvangen, wat na de termijn was.

De appellant voerde aan dat hij niet tijdig kon reageren vanwege financiële problemen, taalbarrières en psychische klachten. Echter, de Raad oordeelde dat deze omstandigheden niet als bijzondere omstandigheden konden worden aangemerkt die de termijnoverschrijding verschoonbaar maakten. De Raad benadrukte dat het indienen van een beroepschrift tijdig had moeten gebeuren, en dat de belangen van de appellant in deze context niet relevant waren.

Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, zonder verdere inhoudelijke beoordeling van de zaak. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending van het afschrift.

Uitspraak

Datum uitspraak: 14 oktober 2025
25/1445 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van
23 mei 2025, 24/4322 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Groningen (college)

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank.

OVERWEGINGEN

In artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken bedraagt. Deze termijn gaat in op de dag nadat de aangevallen uitspraak aan partijen is bekendgemaakt. Dat volgt uit artikel 6:8 van de Awb. In artikel 1, eerste lid, van de Algemene Termijnenwet is verder bepaald dat een in een wet gestelde termijn die op een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag eindigt, wordt verlengd tot en met de eerstvolgende dag die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is.
Een beroepschrift is tijdig ingediend als het voor het einde van de termijn is ontvangen of als het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd en het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. Deze regels staan in artikel 6:9 van de Awb. Uit artikel 6:24 van de Awb volgt dat deze bepalingen ook gelden voor het hoger beroep.
Als een beroepschrift na afloop van de beroepstermijn is ingediend blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond van termijnoverschrijding achterwege als die overschrijding het gevolg is van bijzondere omstandigheden die de indiener betreffen, als deze is veroorzaakt door handelen of nalaten van het bestuursorgaan en mogelijk ook als sprake is van een andere reden die tot die overschrijding heeft geleid. Bij de beoordeling of hiervan sprake is worden alle omstandigheden van het geval in hun samenhang bezien.
Als het beroepschrift niet tijdig is ingediend en de termijnoverschrijding is niet verschoonbaar, dan moet het hoger beroep niet-ontvankelijk worden verklaard. Belangen die met het materiële geschil zijn gemoeid, zijn bij de beoordeling niet relevant.
De uitspraak waartegen hoger beroep is ingesteld is op 23 mei 2025 in afschrift bij aangetekende brief aan partijen toegezonden. Dat betekent dat de termijn om hoger beroep in te stellen is aangevangen op 24 mei 2025 en is geëindigd op 7 juli 2025, met inachtneming van artikel 1, eerste lid, van de Algemene Termijnenwet.
Appellant heeft bij e-mailbericht van 10 juli 2025 te kennen gegeven hoger beroep in te willen stellen en op 15 juli 2025 is via de digitale weg een hogerberoepschrift van appellant ontvangen. Dit is na afloop van de beroepstermijn. Bij brief van 5 augustus 2025 is aan appellant gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding.
Appellant heeft daarop bij brief van 1 september 2025, kort samengevat, geantwoord dat zijn advocaat hem pas op een later moment heeft medegedeeld dat appellant zelf hoger beroep kon instellen, omdat het appellant ontbrak aan financiële middelen. Appellant is de Nederlandse taal niet machtig en moet alles (laten) vertalen. Ook lijdt hij aan PTSS en is hij inmiddels verwezen naar een psycholoog. Appellant heeft een kopie van de verwijzing overgelegd. Daarnaast ging appellant er in eerste instantie van uit dat hij alsnog een uitkering zou ontvangen.
Appellant heeft daarmee geen bijzondere omstandigheid aangevoerd die maakt dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Niet is gebleken dat appellant niet binnen de termijn, eventueel met hulp van anderen, hoger beroep kon instellen. Dit oordeel wordt niet anders voor zover appellant heeft willen aanvoeren dat hij pas besloten heeft hoger beroep in te stellen nadat hem duidelijk was dat hij de uitkering niet zou krijgen en dat hij om die reden te laat hoger beroep heeft ingesteld. Dit betreft een omstandigheid die voor rekening en risico van appellant moet blijven.
Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door C.F.E. van Olden-Smit, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 oktober 2025.
(getekend) C.F.E. van Olden-Smit
(getekend) A. Giesen
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.