Uitspraak
23 mei 2025, 24/4322 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 oktober 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De rechtbank had op 23 mei 2025 een uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke kwestie, waartegen de appellant hoger beroep wilde instellen. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken, en deze termijn was geëindigd op 7 juli 2025. De appellant had op 10 juli 2025 aangegeven hoger beroep te willen instellen, maar het beroepschrift werd pas op 15 juli 2025 ontvangen, wat na de termijn was.
De appellant voerde aan dat hij niet tijdig kon reageren vanwege financiële problemen, taalbarrières en psychische klachten. Echter, de Raad oordeelde dat deze omstandigheden niet als bijzondere omstandigheden konden worden aangemerkt die de termijnoverschrijding verschoonbaar maakten. De Raad benadrukte dat het indienen van een beroepschrift tijdig had moeten gebeuren, en dat de belangen van de appellant in deze context niet relevant waren.
Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, zonder verdere inhoudelijke beoordeling van de zaak. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending van het afschrift.