Uitspraak
SAMENVATTING
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
Het oordeel van de Raad
Conclusie en gevolgen
BESLISSING
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 oktober 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die minder dan 35% arbeidsongeschikt is, heeft zijn WIA-uitkering per 1 augustus 2023 beëindigd gezien door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De appellant betwist de beslissing van het Uwv, stellende dat hij meer medische beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen. De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting op 3 september 2025, waar de appellant werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. J. Oversluizen, en het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. drs. R. Spanjer. De Raad heeft vastgesteld dat de verzekeringsartsen van het Uwv de medische situatie van de appellant zorgvuldig hebben beoordeeld en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de belastbaarheid zoals vastgesteld in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 16 maart 2023. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het onderzoek voldoende zorgvuldig was en dat er geen reden was om de medische beoordeling te betwijfelen. De Raad heeft het hoger beroep van de appellant ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd, wat betekent dat de beëindiging van de WIA-uitkering in stand blijft. De appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.