ECLI:NL:CRVB:2025:1512

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 oktober 2025
Publicatiedatum
22 oktober 2025
Zaaknummer
24/601 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 oktober 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 12 februari 2024. Echter, op 4 juni 2025 heeft appellant het hoger beroep ingetrokken, omdat het Uwv op 23 april 2025 een gewijzigde beslissing op bezwaar had genomen, waarbij het volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van appellant.

Appellant verzocht de Raad om het Uwv te veroordelen in de proceskosten die hij had gemaakt in bezwaar, beroep en hoger beroep. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv geen verweerschrift heeft ingediend en dat partijen niet hebben verzocht om een zitting. Hierdoor heeft de Raad besloten het onderzoek te sluiten zonder zitting.

De Raad overweegt dat op grond van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv moet worden veroordeeld in de kosten van appellant, die in totaal zijn begroot op € 4.081,50, inclusief griffierechten. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 12 februari 2024, 23/4015 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 15 oktober 2025

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. J.B. de Jong, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft op 23 april 2025 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Op 4 juni 2025 heeft mr. De Jong het hoger beroep namens appellant ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten die appellant in bezwaar, beroep en in hoger beroep heeft moeten maken.
Het Uwv heeft geen verweerschrift ingediend.
Partijen hebben niet te kennen gegeven dat zij gebruik willen maken van hun recht om op een zitting te worden gehoord. De Raad heeft daarom een zitting achterwege gelaten en het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Appellant heeft het hoger beroep ingetrokken, omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 23 april 2025 volledig aan zijn bezwaren is tegemoetgekomen.
Er is geen aanleiding voor een kostenvergoeding in de bezwaarfase omdat hier pas in hoger beroep om is verzocht, terwijl een dergelijk verzoek ingevolge artikel 7:15, derde lid, van de Awb moet worden gedaan voordat het bestuursorgaan op het bezwaar heeft beslist. Dat is niet gebeurd. Daarbij heeft appellant destijds zelf bezwaar gemaakt en zich niet laten bijstaan door een professionele rechtshulpverlener. Pas in beroep heeft zich een gemachtigde gesteld. Er is dan ook niet gebleken van voor vergoeding in aanmerking komende kosten in verband met de behandeling van het bezwaar.
Het Uwv wordt veroordeeld in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.814,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 907,-) en € 2.267,50 in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hoger beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 0,5 punt voor de zienswijze op het deskundigenrapport, met een waarde per punt van € 907,-), in totaal € 4.081,50.
Ook dient het Uwv het door appellant in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht te vergoeden. In beroep is een griffierecht van € 50,- geheven en in hoger beroep € 138,-.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 4.081,50;
- bepaalt dat het Uwv het door appellant in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 188,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door T. Dompeling, in tegenwoordigheid van S.P.A. Elzer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 oktober 2025.

(getekend) T. Dompeling

(getekend) S.P.A. Elzer