ECLI:NL:CRVB:2025:146
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische onderbouwing
In deze zaak gaat het om de weigering van het Uwv om aan appellante per 20 februari 2020 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. De Centrale Raad van Beroep heeft de vraag of deze weigering terecht was, bevestigend beantwoord. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft een zorgvuldig onderzoek uitgevoerd en daarbij informatie van behandelend artsen meegenomen. De Raad oordeelt dat de medische onderbouwing van het bestreden besluit pas in hoger beroep toereikend is gebleken, maar dat dit niet heeft geleid tot benadeling van appellante. De Raad heeft de schending van artikel 7:12 van de Awb gepasseerd en het bestreden besluit in stand gelaten. De uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die het beroep van appellante ongegrond verklaarde, is bevestigd. Tevens is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 3.628,-, en moet het Uwv het griffierecht vergoeden.