In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 oktober 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de weigering van het Uwv om appellant een WIA-uitkering toe te kennen. Appellant, die zich op 5 februari 2019 ziekmeldde, betwistte de conclusie van het Uwv dat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht geen WIA-uitkering heeft toegekend, omdat appellant niet voldoende medische beperkingen kon aantonen die zijn arbeidsongeschiktheid zouden rechtvaardigen. De Raad heeft een deskundige benoemd, die op basis van aanvullend onderzoek concludeerde dat de beperkingen van appellant op de datum in geding niet zodanig waren dat hij recht had op een WIA-uitkering. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die het bezwaar van appellant ongegrond had verklaard. Tevens werd het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellant, die in totaal € 7.060,13 bedragen, en het griffierecht van € 186,-. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling en de rol van deskundigen in het proces.