Uitspraak
21 januari 2025, 24/7584
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 september 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, vertegenwoordigd door mr. M. Kaplan, had hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank van 21 januari 2025. De rechtbank had in die uitspraak een beslissing genomen in een bestuursrechtelijke kwestie. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het griffierecht van € 143,- niet tijdig was betaald door de appellant. Ondanks herhaalde waarschuwingen aan de gemachtigde van de appellant, is het griffierecht niet binnen de gestelde termijn voldaan. De Raad heeft in overeenstemming met artikel 8:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 8:108 van de Awb geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en de betrokken partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze beslissing.