ECLI:NL:CRVB:2025:1411
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering aan appellante wegens minder dan 35% arbeidsongeschiktheid en medische onderbouwing
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 september 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar een WIA-uitkering toe te kennen. Appellante, die zich op 3 augustus 2018 ziekmeldde, stelde dat zij meer beperkingen heeft dan het Uwv heeft vastgesteld. Het Uwv had vastgesteld dat appellante per 18 augustus 2020 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, en weigerde haar daarom de uitkering. De rechtbank Overijssel had het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad.
Tijdens de zitting op 20 augustus 2025 werd appellante bijgestaan door haar advocaat, mr. K. Aslan, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door T. van der Weert. De Raad oordeelde dat het Uwv voldoende medische en arbeidskundige onderbouwing had gegeven voor de weigering van de WIA-uitkering. De Raad volgde de argumenten van appellante niet, omdat zij geen nieuwe medische gegevens had overgelegd die haar standpunt onderbouwden. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de geselecteerde functies passend waren voor appellante, ondanks haar klachten. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat de weigering van de WIA-uitkering in stand bleef.