Uitspraak
20 juni 2024, 21/1330 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
Op 16 januari 2025 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 24/1841 JW. Het hoger beroep is niet ontvankelijk verklaard omdat het ingediende beroepschrift geen gronden bevatte. De vader van de appellant, die als wettelijk vertegenwoordiger optreedt, had op 4 augustus 2024 hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 20 juni 2024. De Raad heeft de vader in de gelegenheid gesteld om het verzuim te herstellen, maar hij heeft de gestelde termijn ongebruikt laten verstrijken. Er zijn geen redenen aangevoerd die het verzuim zouden kunnen verontschuldigen. De Raad heeft daarom zonder verder onderzoek besloten dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en kan door belanghebbenden en het bestuursorgaan worden bestreden binnen zes weken na verzending van het afschrift.