ECLI:NL:CRVB:2025:141

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 januari 2025
Publicatiedatum
23 januari 2025
Zaaknummer
24/1841 JW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet ontvankelijk wegens ontbreken van gronden

Op 16 januari 2025 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 24/1841 JW. Het hoger beroep is niet ontvankelijk verklaard omdat het ingediende beroepschrift geen gronden bevatte. De vader van de appellant, die als wettelijk vertegenwoordiger optreedt, had op 4 augustus 2024 hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 20 juni 2024. De Raad heeft de vader in de gelegenheid gesteld om het verzuim te herstellen, maar hij heeft de gestelde termijn ongebruikt laten verstrijken. Er zijn geen redenen aangevoerd die het verzuim zouden kunnen verontschuldigen. De Raad heeft daarom zonder verder onderzoek besloten dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en kan door belanghebbenden en het bestuursorgaan worden bestreden binnen zes weken na verzending van het afschrift.

Uitspraak

Datum uitspraak: 16 januari 2025
24/1841 JW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
20 juni 2024, 21/1330 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag (college)

PROCESVERLOOP

Namens appellant (geboren op [geboortedatum] 2015) heeft zijn vader, tevens wettelijk vertegenwoordiger, [naam vader] op 4 augustus 2024 via de digitale weg hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.

OVERWEGINGEN

In artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), is bepaald dat het beroepschrift de gronden van het beroep dient te bevatten. Ingevolge artikel 6:24 van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Het ingediende beroepschrift bevat geen gronden.
Bij brief van 12 augustus 2024 is de vader van appellant in de gelegenheid gesteld dit verzuim binnen vier weken te herstellen.
Per e-mailbericht van 9 september 2024 heeft de vader van appellant de Raad om uitstel verzocht voor het indienen van de gronden.
Bij aangetekende brief van 20 september 2024 heeft de Raad dit uitstel verleend. Daarbij is een termijn gesteld van vier weken en is de vader van appellant erop gewezen dat als de gronden niet binnen deze termijn worden ingediend, hij er rekening mee moet houden dat het hoger beroep niet inhoudelijk kan worden behandeld.
De vader van appellant heeft deze termijn ongebruikt voorbij laten gaan.
Niet is gebleken van redenen die een verontschuldiging vormen voor dit verzuim. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door E.E.V. Lenos, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 januari 2025.
(getekend) E.E.V. Lenos
(getekend) A. Giesen
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.