Uitspraak
19 februari 2024, 22/5980
Centrale Raad van Beroep
Op 24 september 2025 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 24/841 WMO15. Het college van burgemeester en wethouders van Halderberge had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 19 februari 2024. Echter, op 10 juni 2025 heeft het college dit hoger beroep ingetrokken. Namens de betrokkene heeft mr. M.H.J.M. Harbers verzocht om het college te veroordelen in de proceskosten. Het college heeft geen verweerschrift ingediend, waardoor het onderzoek ter zitting achterwege is gelaten en het onderzoek is gesloten.
De Centrale Raad van Beroep heeft overwogen dat, volgens artikel 8:118 van de Algemene wet bestuursrecht, het bestuursorgaan op verzoek van een partij kan worden veroordeeld in de proceskosten na intrekking van het hoger beroep. De Raad heeft geoordeeld dat het college veroordeeld moet worden in de kosten die de betrokkene redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van het hoger beroep. De kosten zijn begroot op € 907,-, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, voor het indienen van het verweerschrift.
De beslissing is openbaar uitgesproken op 24 september 2025 door D. Hardonk-Prins, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier. De uitspraak bevestigt de verplichting van het bestuursorgaan om de proceskosten te vergoeden na intrekking van het hoger beroep.