ECLI:NL:CRVB:2025:1374
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Buiten behandeling stelling van een WW-aanvraag door het Uwv wegens ontbrekende gegevens
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, die op 9 oktober 2024 het bezwaar van appellant tegen het besluit van het Uwv om zijn WW-aanvraag niet in behandeling te nemen ongegrond heeft verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft op 17 september 2025 uitspraak gedaan. De zaak betreft de vraag of het Uwv bevoegd was om de WW-aanvraag van appellant buiten behandeling te stellen op basis van artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelde dat het Uwv dit terecht had gedaan, omdat appellant de gevraagde informatie niet had verstrekt. Appellant had op 30 september 2022 een aanvraag voor een WW-uitkering ingediend, maar het Uwv had op 19 oktober 2022 besloten om de aanvraag niet in behandeling te nemen, omdat de noodzakelijke gegevens ontbraken. Appellant heeft tijdens de hoorzitting stukken overgelegd, maar deze voldeden niet aan de eisen die het Uwv had gesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het Uwv bevoegd was om de aanvraag buiten behandeling te stellen, en dat appellant niet voldoende had aangetoond dat hij recht had op de uitkering. De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd, waardoor het buiten behandeling stellen van de WW-aanvraag in stand blijft. Appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht, omdat het hoger beroep niet slaagt.