ECLI:NL:CRVB:2025:1370

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 september 2025
Publicatiedatum
17 september 2025
Zaaknummer
25/1239 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens termijnoverschrijding in WIA-zaak

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland van 2 mei 2025. De Centrale Raad van Beroep heeft op 10 september 2025 geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is. De reden hiervoor is dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend. Volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken, welke termijn begint op de dag na de bekendmaking van de aangevallen uitspraak. In dit geval is de uitspraak op 2 mei 2025 bekendgemaakt, waardoor de termijn eindigde op 13 juni 2025. Het beroepschrift is echter pas op 18 juni 2025 ontvangen, wat betekent dat het na afloop van de termijn is ingediend.

Appellante heeft aangevoerd dat zij vanwege vakantie niet in staat was om haar post tijdig te behandelen. De Raad heeft echter geoordeeld dat deze omstandigheid niet als verschoonbaar kan worden aangemerkt. Het ligt op de weg van appellante om ervoor te zorgen dat zij tijdens haar afwezigheid adequaat op de hoogte blijft van belangrijke post. De Raad heeft benadrukt dat de zitting van de rechtbank op 3 april 2025 plaatsvond, waardoor appellante had moeten anticiperen op een uitspraak binnen zes weken. Gezien deze omstandigheden heeft de Centrale Raad van Beroep besloten het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, zonder verder onderzoek te doen naar de inhoud van de zaak. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 2 mei 2025, ARN 24 / 4863 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 10 september 2025

PROCESVERLOOP

Appellante heeft hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

In artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken bedraagt. Deze termijn gaat in op de dag nadat de aangevallen uitspraak aan partijen is bekendgemaakt. Dat volgt uit artikel 6:8 van de Awb. Een beroepschrift is tijdig ingediend als het voor het einde van de termijn is ontvangen of als het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd en het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. Deze regels staan in artikel 6:9 van de Awb. Uit artikel 6:24 van de Awb volgt dat deze bepalingen ook gelden voor het hoger beroep.
Als een beroepschrift na afloop van de beroepstermijn is ingediend blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond van termijnoverschrijding achterwege als die overschrijding het gevolg is van bijzondere omstandigheden die de indiener betreffen, als deze is veroorzaakt door handelen of nalaten van het bestuursorgaan en mogelijk ook als sprake is van een andere reden die tot die overschrijding heeft geleid. Bij de beoordeling of hiervan sprake is worden alle omstandigheden van het geval in hun samenhang bezien.
Als het beroepschrift niet tijdig is ingediend en de termijnoverschrijding is niet verschoonbaar, dan moet het hoger beroep niet-ontvankelijk worden verklaard. Belangen die met het materiële geschil zijn gemoeid, zijn bij de beoordeling niet relevant.
De uitspraak waartegen hoger beroep is ingesteld is op 2 mei 2025 in afschrift bij aangetekende brief aan partijen toegezonden. Dat betekent dat de termijn om hoger beroep in te stellen is aangevangen op 2 mei 2025 en geëindigd is op 13 juni 2025.
Het beroepschrift is op 18 juni 2025 ontvangen en dus na afloop van de beroepstermijn ingediend. Bij brief van 2 juli 2025 is aan appellante gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding.
Appellante heeft daarop bij brief van 8 juli 2025 geantwoord dat zij gedurende de beroepstermijn niet in de gelegenheid was om haar post tijdig te behandelen omdat zij met vakantie was. Zij gaat elk jaar met vakantie en blijft dan langere tijd weg.
Appellante heeft daarmee geen bijzondere omstandigheid aangevoerd die maakt dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Het ligt op de weg van appellante om adequate maatregelen te treffen om te waarborgen dat tijdens een vakantieperiode tijdig kennis wordt genomen van de post. Dat appellante dit niet heeft gedaan komt voor haar rekening en risico. De Raad merkt daarbij op dat de zitting van de rechtbank op 3 april 2025 plaatsvond, zodat appellante er op bedacht moest zijn dat er binnen zes weken een uitspraak zou volgen.
Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J.J.M. Weyers in tegenwoordigheid van E.J.E. Veldhuizen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 september 2025.
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.