ECLI:NL:CRVB:2025:1366
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van de Wajong-uitkering op basis van eerdere afwijzing zonder nieuwe feiten
In deze zaak gaat het om de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om terug te komen van een eerder besluit van 8 november 2013, waarin de aanvraag van appellant voor een Wajong-uitkering werd afgewezen. Appellant stelt dat er nieuwe feiten zijn die zijn jonggehandicapte status aantonen, maar de Raad voor de Rechtspraak oordeelt dat het Uwv op goede gronden niet is teruggekomen van de eerdere beslissing. De rechtbank Rotterdam had eerder het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, omdat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die een andere beslissing rechtvaardigden. De Raad bevestigt deze uitspraak en stelt dat de door appellant aangeleverde informatie, waaronder medische gegevens, niet nieuw is en geen aanleiding geeft om de eerdere afwijzing te herzien. De Raad concludeert dat appellant geen recht heeft op een Wajong-uitkering, omdat zijn situatie niet is veranderd sinds de eerdere beoordeling. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.