ECLI:NL:CRVB:2025:1355
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling
In deze zaak gaat het om de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om appellante met ingang van 30 juni 2022 en 9 maart 2023 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Appellante stelt dat zij meer (medische) beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen, waardoor zij niet in staat zou zijn de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies te vervullen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 3 september 2025, waarbij appellante niet aanwezig was, maar het Uwv vertegenwoordigd werd door mr. R.E.J.P.M. Rutten via een beeldverbinding. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv de belastbaarheid van appellante correct heeft vastgesteld en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de medische en arbeidskundige grondslagen van het besluit. De rechtbank Oost-Brabant had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Raad onderschrijft dit oordeel. Het hoger beroep van appellante wordt afgewezen, en de weigering van de WIA-uitkering blijft in stand. Appellante krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.