ECLI:NL:CRVB:2025:1318
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WAO-uitkering wegens gebrek aan toegenomen beperkingen binnen vijf jaar na beëindiging uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 augustus 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de weigering van het Uwv om haar een WAO-uitkering toe te kennen. Appellante had in het verleden een WAO-uitkering ontvangen, maar deze was per 16 november 2005 beëindigd. Het Uwv weigerde opnieuw een uitkering toe te kennen, omdat er volgens hen geen toegenomen beperkingen uit dezelfde ziekteoorzaak waren binnen vijf jaar na de beëindiging van de uitkering. Appellante voerde aan dat haar psychische klachten waren verergerd en diende bewijsstukken in, waaronder een medicatieoverzicht en een brief van PsyQ. De Raad oordeelde echter dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende had gemotiveerd dat er geen toename van beperkingen was aangetoond. De rechtbank had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde deze uitspraak. De Raad concludeerde dat de weigering van het Uwv om een WAO-uitkering toe te kennen in stand blijft, omdat appellante niet had aangetoond dat haar situatie was verslechterd binnen de relevante periode. Hierdoor kreeg appellante geen vergoeding voor proceskosten en griffierecht.