ECLI:NL:CRVB:2025:129
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking hoger beroep en proceskostenveroordeling in sociale zekerheidszaak
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. M. Bou-Asrar, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De rechtbank had op 4 december 2023 uitspraak gedaan in de zaak met nummer 23/1360. Tijdens de procedure heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op 3 mei 2024 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarbij het bestuursorgaan volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van appellante. Hierdoor heeft appellante besloten het hoger beroep in te trekken en verzocht om een proceskostenveroordeling van het Uwv.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten wanneer het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener is tegemoetgekomen. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv reeds had besloten tot vergoeding van de kosten in de bezwaarfase, maar dat de Raad nog moest oordelen over de kosten die appellante in de beroeps- en hoger beroepsprocedure heeft gemaakt.
De proceskosten zijn begroot op € 2.721,-, inclusief het griffierecht van € 186,- dat het Uwv aan appellante moet vergoeden. De uitspraak is gedaan door J.D. Streefkerk, met M.D.F. de Moor als griffier, en is openbaar uitgesproken op 22 januari 2025.