ECLI:NL:CRVB:2025:1285

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 augustus 2025
Publicatiedatum
29 augustus 2025
Zaaknummer
24/978 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van WIA-uitkering wegens minder dan 35% arbeidsongeschiktheid en herbeoordeling van medische geschiktheid

In deze zaak gaat het om de beëindiging van de WIA-uitkering van appellant per 20 november 2022, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Appellant, die voor het laatst werkte als voorwerker algemeen schoonmaakonderhoud, heeft zich ziekgemeld na een auto-ongeluk in 2017. Na een herbeoordeling door het Uwv, waarbij zijn arbeidsongeschiktheid op 26,59% werd vastgesteld, heeft het Uwv de uitkering beëindigd. Appellant is het niet eens met deze beslissing en stelt dat hij meer beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geoordeeld dat het Uwv de WIA-uitkering terecht heeft beëindigd. De Raad volgt de rechtbank in haar oordeel dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig is geweest en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de vastgestelde psychische belastbaarheid van appellant. De Raad concludeert dat de aan de berekening van het arbeidsongeschiktheidspercentage ten grondslag gelegde functies in medisch opzicht voor appellant geschikt zijn. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, wat betekent dat de beëindiging van de WIA-uitkering in stand blijft.

Uitspraak

24/978 WIA
Datum uitspraak: 20 augustus 2025
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 18 maart 2024, 23/1547 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
SAMENVATTING
Het gaat in deze zaak over de vraag of het Uwv terecht de WIA-uitkering van appellant per 20 november 2022 heeft beëindigd, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Volgens appellant heeft hij meer (medische) beperkingen dan het Uwv heeft aangenomen. Daarom kan hij niet de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies vervullen. De Raad volgt dit standpunt niet en komt tot het oordeel dat het Uwv de WIA-uitkering terecht heeft beëindigd.

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. K. Aslan, advocaat, hoger beroep ingesteld en een nader stuk ingediend. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 28 mei 2025. Voor appellant is mr. Aslan verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. I. Smit.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellant heeft voor het laatst gewerkt als voorwerker algemeen schoonmaakonderhoud voor 35,38 uur per week. Op 5 april 2017 heeft hij zich ziekgemeld na een auto-ongeluk.
Met ingang van 1 april 2020 heeft het Uwv geweigerd aan appellant een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen. Na een beroepsprocedure heeft het Uwv alsnog aan appellant met ingang van 1 april 2020 een WIA-uitkering toegekend, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 80 tot 100%.
1.2.
In het kader van een herbeoordeling heeft onderzoek plaatsgevonden door een arts en een arbeidsdeskundige van het Uwv. De arts heeft appellant gezien op een spreekuur op 29 juni 2022. De arts heeft – voor zover in deze zaak van belang - beperkingen vastgesteld per 29 juni 2022 en deze beperkingen neergelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 11 juli 2022. De arbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat appellant niet meer geschikt is voor zijn laatste werk en voor appellant passende functies geselecteerd, op basis waarvan een mate van arbeidsongeschiktheid is berekend van 26,59%.
1.3.
Bij besluit van 19 september 2022 heeft het Uwv de WIA-uitkering van appellant per 20 november 2022 beëindigd, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
1.4.
Bij besluit van 6 juli 2023 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 19 september 2022 ongegrond verklaard. Hieraan liggen rapporten van een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ten grondslag. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft een geselecteerde functie laten vervallen. De mate van arbeidsongeschiktheid is hierdoor gewijzigd maar appellant wordt nog steeds minder dan 35% arbeidsongeschikt geacht.
Uitspraak van de rechtbank
2.1.
De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. De rechtbank heeft overwogen dat in de besluitvormingsfase ten onrechte geen spreekuur heeft plaatsgevonden met een verzekeringsarts bezwaar en beroep. In beroep heeft alsnog op 13 oktober 2023 een spreekuur bij de verzekeringsarts bezwaar en beroep plaatsgevonden. Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep inzichtelijk en navolgbaar heeft gemotiveerd dat geen aanleiding bestaat om meer beperkingen dan in de FML van 11 juli 2022 aan te nemen. De grond dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende onderzoek gedaan naar de belastbaarheid van appellant op de datum in geding heeft de rechtbank niet gevolgd. Appellant heeft tijdens het spreekuur van 13 oktober 2023 desgevraagd opgemerkt dat zijn medische situatie niet is veranderd ten opzichte van de datum in geding
.Het expertiserapport van psychiater dr. A.J.W.M. Trompenaars van 15 maart 2022 valt volgens de rechtbank in het nadeel van appellant uit, omdat in dat rapport overtuigend is geconcludeerd en onderbouwd dat er aanwijzingen zijn voor onderpresteren en overrapporteren. Bovendien ziet dat rapport niet op de datum in geding maar op 1 april 2020. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en heeft daarom het verzoek om een onafhankelijke deskundige te benoemen afgewezen. Verder heeft de rechtbank overwogen dat uitgaande van de juistheid van de FML de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voldoende heeft gemotiveerd dat de geselecteerde functies voor appellant geschikt zijn.
2.2.
Omdat pas in beroep een zorgvuldig onderzoek is uitgevoerd en de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit deugdelijk is gemotiveerd, is het bestreden besluit genomen in strijd met artikel 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft deze gebreken gepasseerd met toepassing van artikel 6:22 van de Awb. Vanwege de toepassing van artikel 6:22 van de Awb heeft de rechtbank het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht.
Het standpunt van appellant
3.1.
Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Appellant heeft aangevoerd dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep haar oordeel met name heeft gebaseerd op haar eigen bevindingen tijdens het spreekuur van 13 oktober 2023, terwijl de medische situatie van appellant toen niet vergelijkbaar is met zijn medische situatie op de datum in geding. Op de datum in geding was hij nog in behandeling voor zijn psychische klachten en was zijn medische situatie slechter. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft appellant een brief van psycholoog M. Huijgen van Mediant van 11 november 2022 ingebracht.
3.1.1.
Verder heeft appellant aangevoerd dat het Uwv onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn tinnitusklachten en gehoorproblematiek. Appellant is door problemen met het gehoor gevoelig voor harde geluiden, wat zou moeten leiden tot een beperking voor geluidsbelasting en afleiding door anderen. In twee van de geselecteerde functies wordt gewerkt in een ruimte waarin productiegeluiden en machinegeluiden voorkomen en deze zijn daardoor niet passend. Vanwege het dragen van gehoorapparaten is het niet mogelijk om gehoorbescherming te dragen om de geluiden te dempen zoals de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gesteld.
3.1.2.
Ook heeft appellant aangevoerd dat ten onrechte geen urenbeperking is aangenomen. Uit de stukken komt naar voren dat hij slaapproblemen heeft en bijna elke middag twee uur slaapt. Appellant slaapt slecht vanwege pijnklachten, piekeren en oorsuizen en heeft voor de slaapklachten medicatie gekregen. De slaapklachten komen ook naar voren uit stukken van de behandelend sector. Ook is ten onrechte geen beperking voor onregelmatige diensten aangenomen. De primaire arts heeft in zijn rapport geconcludeerd dat appellant vanwege de verminderde slaapkwaliteit is aangewezen op regelmaat maar dat komt niet tot uiting in de FML.
Het standpunt van het Uwv
3.2.
Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit over de beëindiging van de WIA-uitkering van appellant in stand heeft gelaten. Dit doet hij aan de hand van wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt.
4.1.
Op grond van artikel 5 van de Wet WIA bestaat recht op een WIA-uitkering als een betrokkene ten minste 35% arbeidsongeschikt is. De mate van arbeidsongeschiktheid wordt berekend door het loon dat een betrokkene in zijn laatste werk nog had kunnen verdienen, te vergelijken met het loon dat hij kan verdienen in passende functies. Deze beoordeling is gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek. Beide aspecten worden hieronder besproken.
Zorgvuldigheid van het onderzoek
4.2.
Met de rechtbank wordt geoordeeld dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig is geweest. De medische beoordeling is gebaseerd op dossieronderzoek, anamnese, observerend psychisch en lichamelijk onderzoek door de primaire arts in de primaire fase, een hoorzitting in aanwezigheid van de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de bezwaarfase en een observerend psychisch en lichamelijk onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de beroepsfase. De door appellant naar voren gebrachte klachten en de aanwezige medische informatie van de behandelend sector zijn op een zorgvuldige en duidelijke wijze betrokken bij de medische beoordeling. Het feit dat het fysieke spreekuur met de verzekeringsarts bezwaar en beroep bijna een jaar na de datum in geding heeft plaatsgevonden leidt niet tot de conclusie dat sprake is van een onzorgvuldig onderzoek. Uit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 14 november 2023 blijkt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep bij zijn beoordeling heeft betrokken dat de medische situatie van appellant tijdens het spreekuur in oktober 2023 beter was dan de medische situatie op de datum in geding en dat zij in retrospectief heeft gekeken naar de medische situatie op de datum in geding, zoals vermeld in de eerdere rapporten van de verzekeringsartsen. Hierbij is van belang dat de hoorzitting van 21 februari 2023 in de aanwezigheid van dezelfde verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft plaatsgevonden, waarbij blijkens het uitgebreide rapport van 16 mei 2023 ook alle medische klachten zijn besproken en beoordeeld.
Medische beoordeling
4.3.
De rechtbank wordt ook gevolgd in het oordeel dat er geen aanleiding bestaat om te twijfelen aan de juistheid van de vastgestelde psychische belastbaarheid van appellant op de datum in geding. De primaire arts heeft op basis van eigen onderzoek en de medische informatie van de behandelend sector geconcludeerd dat op de datum in geding sprake was van een somatoforme pijnstoornis en depressieve episode. Er zijn hiervoor in de FML diverse beperkingen aangenomen in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft inzichtelijk gemotiveerd dat op basis van de medische stukken en de waarneming door de primaire arts en door de verzekeringsarts bezwaar en beroep op de hoorzitting niet gesteld kan worden dat op de datum in geding sprake was van een ernstige psychische stoornis. Appellant had rond de datum in geding één keer per week of per twee weken een behandeling van 45 minuten en is vervolgens doorverwezen naar de praktijkondersteuner GGZ van de huisarts in plaats van naar tweedelijns GGZ. In de brief van de psycholoog van 11 november 2022 blijkt dat appellant rond de datum in geding in behandeling was voor een somatische symptoomstoornis en een fobie voor autorijden. De diagnose somatische symptoomstoornis is in de beoordeling betrokken en beroepsmatig vervoer komt in geen van de functies voor. Verder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep nog opgemerkt dat in de brief van de psycholoog de diagnose depressie niet wordt vermeld.
4.4.
Er zijn ook geen aanwijzingen om aan te nemen dat het Uwv onvoldoende rekening heeft gehouden met de fysieke klachten van appellant. De (verzekerings)artsen van het Uwv hebben de pijnklachten en gehoorproblemen kenbaar bij de medische beoordeling betrokken en hiervoor beperkingen aangenomen in de rubrieken fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen en statische houdingen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft inzichtelijk toegelicht dat er geen reden is om meer of verdergaande beperkingen aan te nemen. Voor de pijnklachten is geen fysieke oorzaak gevonden, het lijkt voornamelijk om spierspanningsklachten te gaan. Verder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep inzichtelijk gemotiveerd dat er geen reden is om een beperking aan te nemen voor geluidsbelasting en afleiding door (activiteiten van) anderen. Uit de onderzoeken van de primaire arts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep is niet gebleken dat sprake is van verminderde aandacht of concentratie of dat appellant sneller dan normaal afgeleid is. Appellant heeft verklaard vooral last te hebben van het geluid van hameren en bepaalde schelle muziek, maar daarvoor kan hij volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep - indien nodig - gehoorbescherming dragen. Appellant heeft niet met medische stukken onderbouwd dat hij geen gehoorbescherming kan dragen.
4.5.
Daarnaast heeft de primaire arts vanwege een verminderde slaapkwaliteit appellant beperkt geacht voor het werken in de nacht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in haar rapporten van 16 mei 2023 en 14 november 2023 deugdelijk gemotiveerd dat appellant niet voldoet aan de criteria van de standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid voor het aannemen van een urenbeperking. Er is sinds december 2021 geen sprake meer van verminderde beschikbaarheid vanwege behandeling, er is geen sprake van een aandoening die zorgt voor een energetisch tekort en er is geen sprake van een ernstige psychiatrische aandoening waarvoor uit preventief oogpunt een urenbeperking zou moeten worden aangenomen. Verder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep toegelicht dat vanwege de milde ernst van de depressie geen medische noodzaak bestaat om overdag te slapen. Het standpunt van het Uwv dat het feit dat appellant is aangewezen op regelmaat niet betekent dat appellant is aangewezen op regelmatige werktijden kan worden gevolgd. Met de beperking voor werken in de nacht wordt voldoende tegemoet gekomen aan het feit dat appellant is aangewezen op regelmaat. Appellant heeft geen medische stukken ingebracht, die aanleiding geven voor een ander oordeel.
4.6.
Omdat geen twijfel bestaat over de juistheid van de medische beoordeling, wordt het verzoek van appellant om een deskundige te benoemen afgewezen.
4.7.
Uitgaande van de juistheid van de FML van 11 juli 2022 wordt de rechtbank ook gevolgd in haar oordeel dat het Uwv voldoende heeft gemotiveerd dat de aan de berekening van het arbeidsongeschiktheidspercentage ten grondslag gelegde functies in medisch opzicht voor appellant geschikt zijn.

Conclusie en gevolgen

5. Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak – voor zover aangevochten - wordt bevestigd. Dit betekent dat de beëindiging van de WIA-uitkering per 20 november 2022 in stand blijft.
6. Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellant geen vergoeding voor zijn proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door M.E. Fortuin, in tegenwoordigheid van A.M. Korver als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 augustus 2025.
(getekend) M.E. Fortuin
De griffier is verhinderd te ondertekenen.