ECLI:NL:CRVB:2025:128
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van het Uwv om terug te komen van een eerder besluit tot afwijzing van een WAO-uitkering
In deze zaak gaat het om de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om terug te komen van een eerder besluit van 28 juni 2004, waarin appellant een WAO-uitkering werd geweigerd. Appellant, die in 1990 naar Nederland kwam en in 1994 ziek werd, had in 2021 opnieuw een aanvraag ingediend voor een WAO-uitkering. Het Uwv weigerde deze aanvraag, omdat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die een herziening van het eerdere besluit rechtvaardigden. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Uwv terecht had besloten om niet terug te komen op het besluit van 2004, aangezien appellant geen nieuwe gegevens had overgelegd die zijn stelling onderbouwden dat hij na de hersteldverklaring opnieuw ziek was geworden uit verzekerd werk. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die het beroep van appellant ongegrond had verklaard. De Raad concludeerde dat de weigering van het Uwv niet evident onredelijk was en dat er geen aanleiding was om het eerdere besluit te herzien.