ECLI:NL:CRVB:2025:1268

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 augustus 2025
Publicatiedatum
27 augustus 2025
Zaaknummer
24/1715 WUV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag om toekenning van een voorziening in de kosten voor het aanschaffen van een auto

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 augustus 2025 uitspraak gedaan over de afwijzing van een aanvraag door appellant voor een vergoeding voor de aanschaf van een auto. Appellant, geboren in 1953 en met psychische klachten als gevolg van de vervolging van zijn vader, had eerder al een aanvraag ingediend die was afgewezen omdat niet was aangetoond dat hij absoluut niet in staat was om gebruik te maken van een taxi. De Raad heeft de hernieuwde aanvraag van appellant opnieuw afgewezen, omdat ook nu niet kon worden vastgesteld dat er sprake was van een absolute verhindering om van een taxi gebruik te maken. De Raad heeft daarbij de medische gegevens en het advies van de behandelend arts, Roelofs, betrokken. Appellant had in het verleden verklaard dat hij, zij het met tegenzin, gebruik kon maken van een taxi, wat de Raad als onvoldoende bewijs voor zijn stelling beschouwde. De Raad heeft geconcludeerd dat het beroep van appellant niet slaagde, waardoor het bestreden besluit in stand bleef. Appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.

Uitspraak

24/1715 WUV
Datum uitspraak: 28 augustus 2025
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak in het geding tussen
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (Spanje) (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (verweerder)
SAMENVATTING
Verweerder heeft afwijzend beslist op de hernieuwde aanvraag van appellant om toekenning van een vergoeding voor de aanschaf van een auto. De Raad onderschrijft het standpunt van verweerder dat ook nu niet is aangetoond dat bij appellant sprake is van een absolute verhindering voor het gebruik maken van een taxi.

PROCESVERLOOP

Appellant heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 18 juli 2024, kenmerk BZ011643011 (bestreden besluit). Dit betreft de Wuv. [1]
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 17 juli 2025. Appellant heeft aan de zitting deelgenomen via beeldbellen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A.L. van de Wiel.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellant, geboren in 1953, is met de vervolgde gelijkgesteld. [2] Verweerder heeft aanvaard dat appellant psychische klachten heeft die in overwegende mate het gevolg zijn van de vervolging van zijn vader. Appellant is op grond van de Wuv in aanmerking gebracht voor een periodieke uitkering en verschillende voorzieningen.
1.2.
Een door appellant in 1999 ingediend verzoek om in aanmerking te komen voor een voorziening voor het aanschaffen van een auto is door verweerder afgewezen omdat niet is gebleken dat appellant vanwege zijn psychische klachten totaal beperkt is om van het openbaar vervoer gebruik te maken. Het hiertegen ingediende beroep is door de Raad ongegrond verklaard. [3]
1.3.
Met een besluit van 4 augustus 2022 is aan appellant met ingang van 1 juli 2022 een vergoeding voor medisch vervoer toegekend. De vergoeding is verleend voor vervoer per auto, openbaar vervoer in de laagste prijsklasse, of taxi voor medische behandelingen en/of consulten in verband met de psychische klachten van appellant.
1.4.
In oktober 2023 heeft appellant opnieuw verzocht om in aanmerking te komen voor een voorziening in de kosten voor het aanschaffen van een auto. Met een besluit van 18 januari 2024 heeft verweerder de aanvraag afgewezen en de afwijzing na bezwaar gehandhaafd bij het bestreden besluit op de grond dat de gevraagde voorziening in verband met de psychische klachten niet medisch noodzakelijk of medisch sociaal wenselijk is. Verweerder heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat ook nu onvoldoende is aangetoond dat bij appellant sprake is van een absolute verhindering om van een taxi gebruik te maken.

Het oordeel van de Raad

2. De Raad beoordeelt of verweerder terecht de aanvraag van appellant om toekenning van een voorziening in de kosten voor het aanschaffen van een auto heeft afgewezen. Hij doet dit aan de hand van wat appellant in beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het beroep niet slaagt.
2.1.
Voor het toekennen van een voorziening voor de aanschaf van een auto hanteert verweerder – voor zover hier van belang – het vereiste dat sprake moet zijn van een absolute verhindering als gevolg van de causale aandoeningen om van het openbaar vervoer (trein, tram, bus en metro) en van de taxi gebruik te maken.
2.2.
Het standpunt van verweerder dat de aanschaf van een auto in verband met de psychische klachten van appellant ook nu niet medisch noodzakelijk of medisch sociaal wenselijk is, is met name gebaseerd op het advies van de arts Roelofs die ook met appellant een persoonlijk onderhoud heeft gehad. Daarnaast heeft verweerder bij de beoordeling van de aanvraag ook medische gegevens betrokken die door eerdere aanvragen zijn verkregen.
2.3.
Op grond van de beschikbare medische gegevens kan ook nu niet worden geoordeeld dat bij appellant sprake is van absolute verhindering om van de taxi gebruik te maken. Medische gegevens die tot een ander oordeel zouden moeten leiden zijn door appellant niet overgelegd. De verklaring van de behandelaar dr. F. Jacobs, psychiater, waarin wordt aangegeven dat appellant op een enkele angstige ervaring na, nooit van het openbaar vervoer of taxi gebruik heeft gemaakt is feitelijk niet juist. Zo heeft appellant bij verschillende gelegenheden verklaard dat hij (zij het met tegenzin) met de taxi kan rijden of dat hij met iemand meerijdt. Het betoog van appellant dat deze verklaringen om verschillende redenen als niet juist moeten worden bestempeld wordt niet ondersteund door enig ander objectief feit. Dat brengt mee dat nog steeds niet is aangetoond dat appellant geen gebruik kan maken van een taxi.

Conclusie en gevolgen

2.4.
Het beroep slaagt dus niet. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.
3. Omdat het beroep niet slaagt krijgt appellant geen vergoeding voor zijn proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het beroep ongegrond
.
Deze uitspraak is gedaan door H. Lagas, in tegenwoordigheid van C.C.M. van ’t Hol als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 augustus 2025.
(getekend) H. Lagas
(getekend) C.C.M. van ‘t Hol

Voetnoten

1.Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945.
2.Op grond van artikel 3, tweede lid (oud), van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945.
3.Uitspraak van de Raad van 22 maart 2002, nummer 99/5491 WUV.