ECLI:NL:CRVB:2025:1239
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van WIA-uitkering wegens minder dan 35% arbeidsongeschiktheid en deskundigenonderzoek
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de WIA-uitkering van appellant door het Uwv per 27 maart 2021, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Appellant betwist deze beslissing en stelt dat hij meer beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen. De Centrale Raad van Beroep heeft in hoger beroep de zaak beoordeeld, waarbij een deskundige is benoemd om de medische situatie van appellant te onderzoeken. De deskundige concludeert dat appellant meer beperkingen heeft dan eerder vastgesteld, maar de Raad oordeelt dat het Uwv de WIA-uitkering terecht heeft beëindigd. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank, die het beroep van appellant ongegrond heeft verklaard. De Raad oordeelt dat de aanpassing van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) door de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de nadere motivering door de arbeidsdeskundige voldoende zijn om de beëindiging van de uitkering te onderbouwen. De Raad veroordeelt het Uwv tot vergoeding van de proceskosten van appellant en het griffierecht.