ECLI:NL:CRVB:2025:1229
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering aan appellante wegens minder dan 35% arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 augustus 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de weigering van het Uwv om haar een WIA-uitkering toe te kennen. Appellante, die voor het laatst werkte als marketing en communicatie specialist, had zich op 14 april 2020 ziekgemeld en verzocht om een WIA-uitkering per 12 april 2022. Het Uwv weigerde deze aanvraag, stellende dat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Appellante betwistte deze beslissing en voerde aan dat zij meer beperkingen had dan het Uwv had vastgesteld. De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting op 30 april 2025, waar appellante werd bijgestaan door haar gemachtigde en het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. E.S. Träger.
De Raad oordeelde dat het Uwv voldoende medische en arbeidskundige onderbouwing had voor de weigering van de WIA-uitkering. De Raad volgde de conclusies van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige, die stelden dat appellante in staat was om de geselecteerde functies te vervullen. De rechtbank had eerder het beroep van appellante gegrond verklaard, maar de Raad bevestigde de beslissing van het Uwv, omdat er geen nieuwe medische feiten of omstandigheden waren die de weigering van de WIA-uitkering konden onderbouwen. De Raad concludeerde dat appellante niet meer beperkingen had dan vastgesteld in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 8 juni 2023 en dat de geselecteerde functies in medisch opzicht geschikt waren voor haar. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en appellante kreeg geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.