ECLI:NL:CRVB:2025:121

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 januari 2025
Publicatiedatum
16 januari 2025
Zaaknummer
24/16 BABW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag gehandicaptenparkeerkaart en onzorgvuldig geneeskundig onderzoek

In deze zaak gaat het om de vraag of het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer de aanvraag van appellante voor een gehandicaptenparkeerkaart voor een passagier terecht heeft afgewezen. De Centrale Raad van Beroep heeft deze vraag ontkennend beantwoord. Appellante, geboren in 1937, heeft diverse aandoeningen die haar fysieke en energetische beperkingen opleggen. Ze had eerder een gehandicaptenparkeerkaart voor een bestuurder en heeft op 5 juli 2021 opnieuw een aanvraag ingediend voor een parkeerkaart voor een passagier. Het college heeft deze aanvraag afgewezen op basis van een onzorgvuldig uitgevoerd geneeskundig onderzoek, waarbij geen externe deskundige is ingeschakeld. De Raad heeft geoordeeld dat het college alsnog een geneeskundig onderzoek moet laten verrichten om te bepalen of appellante voor het vervoer van deur tot deur continu afhankelijk is van de hulp van de bestuurder. De uitspraak van de rechtbank Den Haag, die het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaarde, is vernietigd. De Raad heeft het beroep gegrond verklaard en het college opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, waarbij het college het griffierecht aan appellante moet vergoeden. De uitspraak is gedaan op 16 januari 2025.

Uitspraak

24/16 BABW
Datum uitspraak: 16 januari 2025
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 28 november 2023, 21/6546 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer (college)
SAMENVATTING
In deze zaak gaat het om de vraag of het college de aanvraag van appellante voor een gehandicaptenparkeerkaart voor een passagier terecht heeft afgewezen. De Raad beantwoordt deze vraag ontkennend. Het college zal alsnog een geneeskundig onderzoek moeten laten verrichten.

PROCESVERLOOP

Appellante heeft hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 5 december 2024. Appellante is verschenen, bijgestaan door haar schoonzoon [naam schoonzoon] . Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door A. Bruinse.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellante, geboren in 1937, heeft diverse aandoeningen waardoor zij fysieke en energetische beperkingen heeft. Appellante beschikte over een gehandicaptenparkeerkaart voor een bestuurder. Vervolgens heeft zij een gehandicaptenparkeerkaart voor een passagier aangevraagd. Met een besluit van 24 april 2020 heeft het college aan appellante een gehandicaptenparkeerkaart voor een passagier verstrekt voor de duur van één jaar.
1.2.
Op 5 juli 2021 heeft appellante opnieuw een gehandicaptenparkeerkaart voor een passagier aangevraagd. Op 12 juli 2021 heeft een Wmo [1] -consulent een huisbezoek verricht. De bevindingen van de Wmo-consulent zijn neergelegd in een rapportage van 13 juli 2021.
1.3.
Met een besluit van 26 juli 2021, na bezwaar gehandhaafd met een besluit van 17 september 2021 (bestreden besluit), heeft het college de aanvraag van appellante voor een gehandicaptenparkeerkaart voor een passagier afgewezen. Hieraan heeft het college ten grondslag gelegd dat appellante voor het vervoer van deur tot deur niet continu afhankelijk is van de hulp van de bestuurder.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten.
Het standpunt van appellante
3. Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Wat zij daartegen heeft aangevoerd wordt hierna besproken.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt aan de hand van wat appellante heeft aangevoerd of de rechtbank terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep slaagt. De wettelijke regels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4.1.
Appellante heeft aangevoerd dat het onderzoek van het college onzorgvuldig is geweest. Deze beroepsgrond slaagt. Daarbij is het volgende van belang.
4.1.1.
In de rapportage die de Wmo-consulent heeft opgesteld, is vermeld dat appellante begrijpt dat zij niet continu afhankelijk is van de bestuurder. Het college heeft deze rapportage aan de afwijzing van de aanvraag ten grondslag gelegd. Maar het college heeft geen geneeskundig onderzoek laten verrichten door de Gemeentelijke Gezondheidsdienst of een externe deskundige naar aanleiding van de aanvraag van appellante. Dat had wel gemoeten, temeer nu appellante in bezwaar heeft aangevoerd dat zij juist wel continu afhankelijk is van de hulp van de bestuurder.
4.1.2.
Het college zal alsnog een dergelijk onderzoek moeten laten verrichten om te kunnen bepalen of appellante voor het vervoer van deur tot deur continu afhankelijk is van de hulp van de bestuurder.

Conclusie en gevolgen

4.2.
Het hoger beroep slaagt. De aangevallen uitspraak wordt vernietigd. De Raad zal het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaren en dat besluit vernietigen omdat het bestreden besluit in strijd is met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Awb. [2] Verder zal de Raad het college opdragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Met het oog op een voortvarende afdoening van het geschil bestaat aanleiding om met toepassing van artikel 8:113, tweede lid, van de Awb te bepalen dat tegen de door het college te nemen nieuwe beslissing op bezwaar alleen bij de Raad beroep kan worden ingesteld.
5. Voor een veroordeling van het college in de proceskosten van appellante bestaat geen aanleiding, omdat appellante geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten heeft. Wel krijgt appellante het griffierecht terug dat zij bij de rechtbank heeft betaald. In hoger beroep is geen griffierecht geheven van appellante.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • vernietigt de aangevallen uitspraak;
  • verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 17 september 2021;
  • draagt het college op een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak en bepaalt dat beroep tegen dit besluit alleen bij de Raad kan worden ingesteld;
  • bepaalt dat het college aan appellante het in beroep betaalde griffierecht van € 49,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door K.M.P. Jacobs, in tegenwoordigheid van R.R. Olde Engberink als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 januari 2025.
(getekend) K.M.P. Jacobs
(getekend) R.R. Olde Engberink

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels

Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW)
Artikel 49, eerste lid
Aan een gehandicapte kan, overeenkomstig de bij ministeriële regeling gestelde criteria, door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar hij als ingezetene met een adres is ingeschreven in de basisregistratie personen, een gehandicaptenparkeerkaart worden verstrekt.
Regeling gehandicaptenparkeerkaart
Artikel 1, eerste lid, aanhef en onder b
Voor een gehandicaptenparkeerkaart kunnen in aanmerking komen passagiers van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en van brommobielen, die ten gevolge van een aandoening of gebrek een aantoonbare loopbeperking hebben van langdurige aard, waardoor zij – met de gebruikelijke loophulpmiddelen – in redelijkheid niet in staat zijn zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan een stuk te voet te overbruggen en die voor het vervoer van deur tot deur continu afhankelijk zijn van de hulp van de bestuurder.
Artikel 2
1. Een gehandicaptenparkeerkaart wordt niet afgegeven alvorens een geneeskundig onderzoek heeft plaatsgehad met betrekking tot de handicap van de aanvrager.
2. Een geneeskundig onderzoek kan achterwege worden gelaten, indien:
an de aanvrager eerder een gehandicaptenparkeerkaart is verstrekt en aan de verstrekkende instantie bekend is dat de – aanvrager nog steeds voldoet aan de in artikel 1 omschreven criteria;
aan de aanvrager eerder een gehandicaptenparkeerkaart is verstrekt en de keurende instantie van oordeel is dat de aanvrager nog steeds voldoet aan de in artikel 1 omschreven criteria;
op grond van artikel 49, derde lid, van het BABW een gehandicaptenparkeerkaart wordt verstrekt in verband met een kortstondig verblijf.
3. Een geneeskundig onderzoek wordt achterwege gelaten indien een gehandicaptenparkeerkaart is aangevraagd door het bestuur van een instelling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e.
Artikel 3, eerste lid
Ingeval de gehandicaptenkaart wordt afgegeven door het gemeentelijk gezag, bedoeld in artikel 49 van het BABW, wordt het geneeskundig onderzoek verricht door de Gemeentelijke Gezondheidsdienst dan wel – bij externe advisering – door een vanwege het gemeentelijk gezag aangewezen deskundige.

Voetnoten

1.Wet maatschappelijke ondersteuning.
2.Algemene wet bestuursrecht.