In deze zaak gaat het om de vraag of het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer de aanvraag van appellante voor een gehandicaptenparkeerkaart voor een passagier terecht heeft afgewezen. De Centrale Raad van Beroep heeft deze vraag ontkennend beantwoord. Appellante, geboren in 1937, heeft diverse aandoeningen die haar fysieke en energetische beperkingen opleggen. Ze had eerder een gehandicaptenparkeerkaart voor een bestuurder en heeft op 5 juli 2021 opnieuw een aanvraag ingediend voor een parkeerkaart voor een passagier. Het college heeft deze aanvraag afgewezen op basis van een onzorgvuldig uitgevoerd geneeskundig onderzoek, waarbij geen externe deskundige is ingeschakeld. De Raad heeft geoordeeld dat het college alsnog een geneeskundig onderzoek moet laten verrichten om te bepalen of appellante voor het vervoer van deur tot deur continu afhankelijk is van de hulp van de bestuurder. De uitspraak van de rechtbank Den Haag, die het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaarde, is vernietigd. De Raad heeft het beroep gegrond verklaard en het college opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, waarbij het college het griffierecht aan appellante moet vergoeden. De uitspraak is gedaan op 16 januari 2025.