ECLI:NL:CRVB:2025:12
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering toekenning WIA-uitkering wegens minder dan 35% arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar een WIA-uitkering toe te kennen met ingang van 23 maart 2020, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 7 november 2022 bevestigd, waarin werd geoordeeld dat de medische beoordeling door de verzekeringsartsen van het Uwv juist was. Appellante betwistte de juistheid van deze beoordeling en stelde dat zij meer beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen. De Raad heeft de argumenten van appellante, waaronder een contra-expertise van bedrijfsarts J.J.B. Batelaan, overwogen maar kwam tot de conclusie dat het Uwv terecht geen WIA-uitkering heeft toegekend. De Raad oordeelde dat de geselecteerde functies voor appellante geschikt zijn en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de medische beoordeling door het Uwv. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellante geen recht heeft op vergoeding van proceskosten of griffierecht, aangezien het hoger beroep niet slaagde.