ECLI:NL:CRVB:2025:1178
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.H. Sanders
- B. Serno
- C.W.C.A. Bruggeman
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag voor Wlz-zorg wegens onvoldoende vastgestelde blijvende zorgbehoefte
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 augustus 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant die een aanvraag voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) had ingediend. De aanvraag was eerder afgewezen door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op basis van adviezen van een medisch adviseur en het Zorginstituut Nederland. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had deze afwijzing bevestigd, omdat er onvoldoende bewijs was dat de appellant een blijvende behoefte had aan 24 uur zorg in de nabijheid. De Raad oordeelt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de aanvraag van de appellant voor Wlz-zorg terecht is afgewezen. De Raad stelt vast dat er in de te beoordelen periode nog nadere diagnostiek moest plaatsvinden en dat de huidige situatie van de appellant niet als blijvend kan worden gekwalificeerd. De Raad wijst erop dat de appellant in hoger beroep geen nieuwe gronden heeft aangevoerd die de eerdere beslissing van de rechtbank kunnen weerleggen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en stelt dat het CIZ zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen recht bestaat op Wlz-zorg. De appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten en griffierecht, omdat het hoger beroep niet slaagt.