ECLI:NL:CRVB:2025:1168

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 augustus 2025
Publicatiedatum
6 augustus 2025
Zaaknummer
24/742 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag maatwerkvoorziening Wmo 2015 voor stalling scootmobiel

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 augustus 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een aanvraag voor een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Appellant, die beperkt is in zijn mobiliteit, had verzocht om een maatwerkvoorziening voor het stallen van zijn scootmobiel in de garage. Het college van burgemeester en wethouders van Twenterand heeft deze aanvraag afgewezen, omdat de bijkeuken van de woning van appellant als een geschikte ruimte werd beschouwd voor het stallen van de scootmobiel. De rechtbank Overijssel heeft het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, wat door de Raad werd bevestigd. De Raad oordeelde dat het college voldoende had gemotiveerd dat de bijkeuken een passende oplossing biedt en dat appellant zelf in staat is om de situatie te verbeteren. De Raad heeft vastgesteld dat er geen nieuwe gronden zijn aangevoerd die de rechtbank tot een ander oordeel hadden moeten brengen. De uitspraak van de rechtbank blijft dan ook in stand, en appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.

Uitspraak

24/742 WMO15
Datum uitspraak: 6 augustus 2025
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 21 februari 2024, 23/2088 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Twenterand (college)
SAMENVATTING
Deze zaak gaat over de vraag of het college de aanvraag van appellant voor een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo 2015 ten behoeve van het stallen van zijn scootmobiel in de garage terecht heeft afgewezen. De Raad beantwoordt deze vraag bevestigend. Het college heeft afdoende gemotiveerd dat de bijkeuken een passende oplossing biedt voor het stallen van de scootmobiel van appellant. Een maatwerkvoorziening is daarom niet nodig.

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. K. Wevers hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend. Partijen hebben nadere stukken overgelegd.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 25 juni 2025. Appellant is niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C. Ruijs, B.H.M. Reimink-Holterman en G.H.H. Deijk.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellant, geboren in 1952, is beperkt in zijn mobiliteit. In verband hiermee heeft
appellant op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) een aanvraag ingediend voor een maatwerkvoorziening ten behoeve van het stallen van zijn scootmobiel in de garage van zijn woning. Daarvoor is het volgens hem nodig dat de verzakte garagevloer wordt opgehoogd of dat er een voorziening getroffen wordt zodat hij de garage in en uit kan rijden.
1.2.
Bij besluit van 30 december 2022,gehandhaafd bij beslissing op bezwaar van 11 september 2023 (bestreden besluit), heeft het college de aanvraag van appellant afgewezen. Het college heeft zich – kort samengevat – op het standpunt gesteld dat de bijkeuken van de woning van appellant een geschikte ruimte is om de scootmobiel te stallen. Nu appellant de beperking zelf kan oplossen komt hij niet in aanmerking voor een maatwerkvoorziening.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. De rechtbank heeft overwogen dat het onderzoek van het college zorgvuldig is geweest. Het college heeft twee keer een huisbezoek verricht en daarbij zijn verschillende mogelijke stallingsplekken bekeken, waaronder de bijkeuken. De bouwopzichter heeft de bijkeuken opgemeten en de toegankelijkheid beoordeeld. Verder heeft het college tijdens de bezwaarprocedure bij Medux geïnformeerd naar de brandveiligheid. Het college heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat de bijkeuken geschikt is (te maken) voor het stallen van de scootmobiel. Van appellant mag worden verwacht dat hij zijn bijkeuken anders inricht zodat er (nog meer) ruimte is om de scootmobiel te stallen. Appellant heeft niet betwist dat de spullen die nu aanwezig zijn in de bijkeuken ergens anders in huis kunnen worden geplaatst. Voor zover appellant heeft aangevoerd dat onvoldoende rekening is gehouden met brandgevaar heeft het college er terecht op gewezen dat de door appellant overgelegde ‘Handreiking brandveiligheid en toegankelijkheid scootmobielen in woongebouwen’ niet ziet op een eengezinswoning zoals die van appellant. Ook heeft het college inzichtelijk gemotiveerd dat twee vluchtwegen bereikbaar zijn als er geen doorgang is door de bijkeuken. Daarnaast is er voldoende ruimte om gebruik te kunnen maken van de twee andere deuren naar buiten, indien de scootmobiel tegen de muur van de bijkeuken wordt geparkeerd. Verder heeft het college met juistheid beslist dat de ruimte van de bijkeuken groot genoeg is om de scootmobiel te stallen. Voorts heeft appellant niet aangevoerd dat en waarom de stalling in de bijkeuken niet zou voldoen aan het Bouwbesluit 2012. In bezwaar zijn bovendien de brandveiligheidsvereisten die zouden voortvloeien uit het Bouwbesluit 2012 betrokken. Dat appellant naar eigen zeggen kostbare investeringen heeft gedaan om zijn woning levensloopbestendig te maken, leidt evenmin tot een ander oordeel omdat dit geen reden is op basis waarvan een maatwerkvoorziening kan worden verstrekt.
Het standpunt van appellant
3. Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Hij heeft – kort samengevat – aangevoerd dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen. Het college heeft geen rekening gehouden met (onder meer) veiligheidsaspecten, hygiëne, de praktische uitvoering en de voorkeur van appellant. Volgens appellant heeft het college de bijkeuken ten onrechte als (brand)veilige, functionele en adequate stallingsplaats voor zijn scootmobiel aangemerkt.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. Voor het wettelijk kader verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak.
4.1.
Appellant heeft in hoger beroep geen wezenlijk nieuwe gronden naar voren gebracht en/of redenen vermeld waarom de rechtbank tot een ander oordeel had moeten komen. De rechtbank heeft deze beroepsgronden in de aangevallen uitspraak op juiste wijze besproken en inzichtelijk gemotiveerd dat het college de aanvraag van appellant op goede gronden heeft afgewezen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank volledig en verenigt zich met het op grond daarvan door de rechtbank over de beroepsgronden gegeven oordeel. Hieraan wordt het volgende toegevoegd.
4.2.
Naar het oordeel van de Raad heeft het college afdoende gemotiveerd dat – gelet op de feitelijke situatie ten tijde van de te beoordelen periode van 23 december 2022 (datum aanvraag) tot en met 11 september 2023 (datum beslissing op bezwaar) – de bijkeuken een passende oplossing biedt voor het stallen van de scootmobiel van appellant, zodat daarvoor geen maatwerkvoorziening nodig is. De Raad acht daarbij van belang dat het college ter zitting op inzichtelijke wijze heeft toegelicht dat, ook met behoud van het werkblad en de wandplanken in de bijkeuken, de vluchtroutes bij stalling van de scootmobiel toegankelijk blijven en er voldoende ruimte resteert om met de scootmobiel te manoeuvreren.

Conclusie en gevolgen

4.3.
Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.
5. Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellant geen vergoeding voor zijn proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door K.H. Sanders als voorzitter en B. Serno en C.W.C.A. Bruggeman als leden, in tegenwoordigheid van C.C.M. van ‘t Hol als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 augustus 2025.
(getekend) K.H. Sanders
(getekend) C.C.M. van ‘t Hol