ECLI:NL:CRVB:2025:1146
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en geschiktheid voor geselecteerde functies na WIA-beoordeling
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de ZW-uitkering van appellante door het Uwv. Appellante, die zich op 26 november 2018 ziekmeldde, ontving aanvankelijk een uitkering op grond van de Werkloosheidswet en later op grond van de Ziektewet. Het Uwv weigerde echter per 11 april 2023 een ZW-uitkering toe te kennen, omdat zij geschikt werd geacht voor de eerder geselecteerde functies in het kader van de WIA-beoordeling. Appellante was van mening dat haar medische beperkingen haar ongeschikt maakten voor deze functies. De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep tegen het besluit van het Uwv ongegrond, waarna appellante in hoger beroep ging. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Uwv terecht had besloten de ZW-uitkering te beëindigen, omdat de medische beperkingen van appellante niet waren toegenomen ten opzichte van de WIA-beoordeling. De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig was en dat er geen aanleiding was om aan de geschiktheid van appellante voor de geselecteerde functies te twijfelen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.