ECLI:NL:CRVB:2025:1144

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 juli 2025
Publicatiedatum
1 augustus 2025
Zaaknummer
24/2112 WIA-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet ongegrond verklaard wegens ontbreken machtiging voor hoger beroep

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 juli 2025 uitspraak gedaan in het verzet van appellante, die in Suriname woont, tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De rechtbank had op 11 september 2024 in twee zaken (24/2628 en 24/2629) een uitspraak gedaan, waartegen appellante hoger beroep had ingesteld. Echter, in de uitspraak van 12 maart 2025 verklaarde de Raad het hoger beroep niet-ontvankelijk, omdat appellante geen juiste machtiging had overgelegd. Namens appellante heeft haar gemachtigde verzet ingesteld, maar zowel appellante als de gemachtigde zijn niet verschenen op de zitting van 30 juni 2025. Het Uwv was wel vertegenwoordigd door H. ten Brinke.

De Raad overwoog dat de gemachtigde van appellante niet de juiste machtiging had overgelegd en dat de eerdere machtigingen die in de eerste aanleg waren ingediend, niet relevant waren voor de procedure bij de Raad. De gemachtigde verwees naar een herinneringsbrief van 22 januari 2025, waarin om een schriftelijke machtiging werd gevraagd, maar de Raad oordeelde dat appellante geen feiten of omstandigheden had aangevoerd die zouden rechtvaardigen dat zij niet in verzuim was geweest. De Raad had eerder duidelijk aangegeven dat de machtiging ontbrak en dat deze tot op heden niet was overgelegd.

Uiteindelijk verklaarde de Centrale Raad van Beroep het verzet ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door K.H. Sanders, in tegenwoordigheid van griffier J.M. Labage, en werd openbaar uitgesproken op 28 juli 2025.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzet in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 11 september 2024, 24/2628 en 24/2629 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te Suriname (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 28 juli 2025

PROCESVERLOOP

In de uitspraak van 12 maart 2025 heeft de Raad het door appellante ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Namens appellante heeft [gemachtigde] verzet ingesteld.
De Raad heeft het verzet behandeld op een zitting van 30 juni 2025. Appellante en gemachtigde zijn niet verschenen. Het Uwv heeft zich online laten vertegenwoordigen door H. ten Brinke.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 12 maart 2025 berust op de overwegingen dat gemachtigde van appellante niet de juiste machtiging heeft overlegd.
In verzet geeft gemachtigde van appellante aan dat hij dezelfde machtigingen ook in eerste aanleg heeft overlegd en de rechtbank deze machtigingen heeft geaccepteerd. Gemachtigde van appellante begrijpt niet waarom hij een ander soort machtiging bij de Raad moet overleggen. Gemachtigde wijst de Raad op de herinneringsbrief van 22 januari 2025 waarin opnieuw om een schriftelijke machtiging wordt gevraagd. Gemachtigde stelt dat de Raad in deze brief niet heeft aangegeven dat het bijgevoegde machtigingsformulier geretourneerd moet worden, vandaar dat gemachtigde zijn eigen schriftelijke machtiging heeft opgestuurd.
De Raad is van oordeel dat appellante in verzet geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat zij niet in verzuim is geweest. In de brief van 27 december 2024, die op 22 januari 2025 nogmaals aan de gemachtigde van appellante is verzonden, is duidelijk aangegeven dat een machtiging om namens appellante (hoger) beroep in te stellen ontbreekt. Zo’n machtiging ontbreekt tot op heden.
Het verzet wordt ongegrond verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door K.H. Sanders in tegenwoordigheid van J.M. Labage als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 juli 2025.

(getekend) K.H. Sanders

(getekend) J.M. Labage