ECLI:NL:CRVB:2025:114

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 januari 2025
Publicatiedatum
16 januari 2025
Zaaknummer
23/3210 WLZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van zorgaanvraag op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) door het CIZ

In deze zaak gaat het om de afwijzing door het CIZ van de aanvraag van appellante voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz). Appellante, geboren in 1968, heeft meerdere somatische aandoeningen, waaronder diabetes, en heeft als gevolg van herseninfarcten minder kracht in haar linkerlichaamshelft. Daarnaast is zij slechtziend en lijdt zij aan een persisterende depressieve stoornis. Op 15 februari 2022 heeft appellante een aanvraag ingediend voor zorg, maar het CIZ heeft deze aanvraag afgewezen met een besluit van 28 maart 2022, dat na bezwaar is gehandhaafd op 4 november 2022. Het CIZ concludeerde dat appellante in de te beoordelen periode geen blijvende behoefte had aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid, zoals vereist in artikel 3.2.1 van de Wlz.

De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarna appellante hoger beroep heeft ingesteld. Tijdens de zitting op 5 december 2024 heeft appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. D. Gürses, aangevoerd dat het onderzoek van het CIZ onzorgvuldig was en dat zij wel degelijk een blijvende behoefte heeft aan zorg. De Raad heeft echter geoordeeld dat het CIZ zorgvuldig heeft gehandeld en dat appellante niet heeft aangetoond dat zij in de te beoordelen periode niet in staat was om op relevante momenten hulp in te roepen. De Raad heeft de beroepsgrond van appellante verworpen en het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak van de rechtbank blijft daarmee in stand, en appellante krijgt geen vergoeding van proceskosten of griffierecht.

Uitspraak

23/3210 WLZ
Datum uitspraak: 16 januari 2025
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 26 oktober 2023, 22/5874 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het CIZ
SAMENVATTING
In deze zaak gaat het om de vraag of het CIZ de aanvraag van appellante voor zorg op grond van het bepaalde bij en krachtens de Wlz terecht heeft afgewezen. De Raad beantwoordt deze vraag bevestigend.

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. D. Gürses, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het CIZ heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 5 december 2024. Namens appellante is mr. Gürses verschenen. Het CIZ heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.M.R. Kater.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellante, geboren in 1968, ervaart beperkingen door meerdere somatische aandoeningen, waaronder diabetes. Daarnaast heeft zij als gevolg van herseninfarcten minder kracht in haar linkerlichaamshelft. Appellante is slechtziend en ze lijdt aan een persisterende depressieve stoornis. Appellante heeft op 15 februari 2022 een aanvraag ingediend voor zorg op grond van het bepaalde bij en krachtens de Wet langdurige zorg (Wlz).
1.2.
Met een besluit van 28 maart 2022, na bezwaar gehandhaafd met een besluit van 4 november 2022 (bestreden besluit), heeft het CIZ de aanvraag van appellante afgewezen. Hieraan heeft het CIZ ten grondslag gelegd dat niet kan worden vastgesteld dat appellante een blijvende behoefte heeft aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid als bedoeld in artikel 3.2.1, eerste lid, van de Wlz.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten.
Het standpunt van appellante
3. Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Appellante heeft aangevoerd dat het onderzoek van het CIZ onzorgvuldig is geweest en dat zij een blijvende behoefte heeft aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid. Daarnaast heeft appellante de Raad verzocht om een onafhankelijke medisch deskundige in te schakelen.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt aan de hand van wat appellante heeft aangevoerd of de rechtbank terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. De wettelijke regels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4.1.
De te beoordelen periode loopt van 15 februari 2022 (datum aanvraag) tot en met 4 november 2022 (datum bestreden besluit).
4.2.
De beroepsgrond dat het onderzoek van het CIZ onzorgvuldig is geweest slaagt niet. Naar aanleiding van de aanvraag van appellante heeft een indicatiesteller van het CIZ een huisbezoek afgelegd waarbij appellante is gezien. Hiermee is voldaan aan artikel 3.2.2, eerste lid, van het Besluit langdurige zorg, waarin is bepaald dat de voorbereiding van een indicatiebesluit in ieder geval een onderzoek van de verzekerde in persoon omvat. In bezwaar heeft de medisch adviseur kennisgenomen van de uitgebreide medische informatie in het dossier, waaronder brieven van de oogarts, de neuroloog, de GGZ en de cardioloog. Naar aanleiding van de hoorzitting in bezwaar heeft een medewerker van het CIZ telefonisch informatie ingewonnen bij de dochter van appellante, de wijkverpleegkundige en de diabetesverpleegkundige. Appellante heeft in bezwaar medische stukken overgelegd, waaronder stukken van de GZ-psycholoog. Ook deze informatie heeft de medisch adviseur betrokken bij het medisch advies. Anders dan appellante meent, is de enkele omstandigheid dat de medisch adviseur werkzaam is bij het CIZ onvoldoende om aan te nemen dat deze niet onafhankelijk en onpartijdig is. Het CIZ had dan ook geen aanleiding hoeven zien om appellante door een onafhankelijke deskundige te laten onderzoeken.
4.3.
Ook de beroepsgrond dat appellante een blijvende behoefte heeft aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid slaagt niet. De medisch adviseur heeft de in 4.2 vermelde informatie bij het medisch onderzoek betrokken en mede op basis van die informatie geconcludeerd dat niet kan worden vastgesteld dat appellante behoefte heeft aan 24 uur per dag zorg in de nabijheid. Ook zal er op sommige gebieden mogelijk nog verbetering optreden door de behandeling van haar stemmingsklachten en door een betere instelling van haar diabetes. In het medisch advies zijn de onderzoeksgegevens uitgebreid weergegeven en op basis daarvan is de medisch adviseur draagkrachtig gemotiveerd tot een conclusie gekomen. Ter zitting heeft de gemachtigde van appellante een verklaring van de dochter van appellante voorgelezen. Uit deze verklaring blijkt dat appellante op het moment veel zorg nodig heeft. Maar uit deze verklaring blijkt niet dat appellante in de te beoordelen periode niet in staat was om op relevante momenten hulp in te roepen. Appellante heeft dan ook geen (medische) informatie overgelegd op grond waarvan aan de juistheid van de conclusie van de medisch adviseur moet worden getwijfeld.
4.4.
De Raad ziet geen aanleiding om een onafhankelijke medisch deskundige te benoemen. Het medisch onderzoek door het CIZ is zorgvuldig geweest en appellante heeft geen twijfel gezaaid over de juistheid van de medische beoordeling door het CIZ.

Conclusie en gevolgen

4.5.
Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.
5. Appellante krijgt geen vergoeding van haar proceskosten en krijgt ook het betaalde griffierecht niet terug.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door K.M.P. Jacobs, in tegenwoordigheid van R.R. Olde Engberink als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 januari 2025.
(getekend) K.M.P. Jacobs
(getekend) R.R. Olde Engberink

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels

Artikel 3.2.1, eerste lid, Wet langdurige zorg
Een verzekerde heeft recht op zorg die op zijn behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden is afgestemd voor zover hij naar aard, inhoud en omvang en uit een oogpunt van doelmatige zorgverlening redelijkerwijs op die zorg is aangewezen omdat hij, vanwege een somatische of psychogeriatrische aandoening of beperking, een psychische stoornis of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap, een blijvende behoefte heeft aan:
a. permanent toezicht ter voorkoming van escalatie of ernstig nadeel voor de verzekerde, of
b. 24 uur per dag zorg in de nabijheid, omdat hij zelf niet in staat is om op relevante momenten hulp in te roepen en hij, om ernstig nadeel voor hem zelf te voorkomen,
1°. door fysieke problemen voortdurend begeleiding, verpleging of overname van zelfzorg nodig heeft, of
2°. door zware regieproblemen voortdurend begeleiding of overname van taken nodig heeft.
Artikel 3.2.2, eerste lid, Besluit langdurige zorg
De voorbereiding van een indicatiebesluit omvat in ieder geval een onderzoek van de verzekerde in persoon.