ECLI:NL:CRVB:2025:1139

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 juli 2025
Publicatiedatum
31 juli 2025
Zaaknummer
23/2346 BABW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag voor gehandicaptenparkeerkaart op basis van medische adviezen van de GGD

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een aanvraag voor een gehandicaptenparkeerkaart door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. De aanvraag was ingediend door appellante, die al jaren lijdt aan pijn- en vermoeidheidsklachten als gevolg van fibromyalgie. De aanvraag werd afgewezen op basis van medische adviezen van de GGD, waaruit bleek dat appellante zich zonder hulp met gebruikelijke loophulpmiddelen redelijkerwijs over een afstand van meer dan honderd meter kan voortbewegen. De rechtbank Amsterdam had eerder het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd. De Raad oordeelde dat er geen objectieve medische onderbouwing was voor de loopbeperking van appellante en dat de adviezen van de GGD zorgvuldig tot stand waren gekomen. De Raad concludeerde dat het college op goede gronden de aanvraag had afgewezen en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de bevindingen van de GGD-artsen. De uitspraak van de rechtbank blijft in stand, wat betekent dat appellante geen gehandicaptenparkeerkaart zal ontvangen.

Uitspraak

23/2346 BABW
Datum uitspraak: 17 juli 2025
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 9 juni 2023, 23/52 BABW (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
SAMENVATTING
Deze zaak gaat over de vraag of de aanvraag om een gehandicaptenparkeerkaart voor een bestuurder terecht is afgewezen. De Raad beantwoordt deze vraag bevestigend. De Raad volgt het oordeel van de rechtbank dat het college deze weigering mocht baseren op de medische adviezen van de GGD. Ook in hoger beroep is geen objectieve medische onderbouwing gegeven voor de loopbeperking van appellante.

PROCESVERLOOP

Appellante heeft hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 25 juni 2025. Appellante is verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C. Mulder en G. Baloe.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellante, geboren op [geboortedatum] 1974, is al jaren bekend met pijn- en vermoeidheidsklachten mede als gevolg van fibromyalgie. Zij heeft op 18 augustus 2021 een aanvraag ingediend voor een Europese gehandicaptenparkeerkaart voor een bestuurder.
1.2.
Het college heeft de aanvraag met een besluit van 2 maart 2022 afgewezen. Het bezwaar van appellante tegen deze afwijzing heeft het college met een besluit van 23 november 2022 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
1.3.
Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat appellante zich, zonder hulp van een ander, met de gebruikelijke loophulpmiddelen, redelijkerwijs over een langere afstand dan honderd meter aaneengesloten kan voortbewegen en daarom niet in aanmerking komt voor een gehandicaptenparkeerkaart. Het college heeft zich daarbij gebaseerd op de medische adviezen van de GGD Amsterdam van 10 januari 2022, 1 februari 2022 en 6 oktober 2022.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De adviezen van de GGD zijn volgens de rechtbank op een onpartijdige, objectieve en inzichtelijke wijze opgesteld en zorgvuldig tot stand gekomen. Uit de stukken blijkt dat de GGD naar de medische klachten van appellante heeft gekeken en alle medische stukken heeft meegewogen bij de totstandkoming van de medische adviezen. Dat de conclusies die daarin staan onjuist zijn kan niet worden vastgesteld. Wat appellante op de zitting over haar situatie heeft verteld – hoe moeilijk die situatie ook voor haar is – maakt dit niet anders. Het college heeft op goede gronden de aanvraag van appellante om een gehandicaptenparkeerkaart afgewezen.
Het standpunt van appellante
3. Appellante is het niet eens met de uitspraak van de rechtbank. De GGD-artsen hebben onvoldoende rekening gehouden met haar klachten. Zij heeft ernstige pijnklachten die nog steeds toenemen. Behalve fibromyalgie en een Posttraumatische stressstoornis kunnen de specialisten geen verklaring vinden voor haar klachten. Zij kan vanwege deze klachten geen honderd meter lopen zonder pijn en zonder tussenpozen. Volgens haar reumatoloog zijn haar klachten als gevolg van fibromyalgie blijvend. Zij leeft geïsoleerd omdat zij afhankelijk is van derden die haar willen vervoeren. Zij kan niet revalideren omdat zij niet kan reizen. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft appellante verschillende (medische) stukken ingediend uit 2024 en 2025.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het beroep ongegrond heeft verklaard. Hij doet dat aan de hand van de argumenten die appellante heeft aangevoerd in hoger beroep, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. Hierna legt de Raad uit hoe hij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft. De wettelijke regels en beleidsregels die voor deze beoordeling belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4.1.
De te beoordelen periode loopt van 18 augustus 2021 (de datum van de aanvraag) tot 23 november 2022 (de datum van het bestreden besluit). Dat de gezondheidssituatie van appellante sindsdien is verslechterd, zoals zij tijdens de zitting heeft verteld, kan daarom bij de beoordeling geen rol spelen. Hetzelfde geldt voor de medische stukken waarnaar appellante in hoger beroep heeft verwezen en die zien op de jaren 2024 en 2025.
4.2.
Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat het college de aanvraag van appellante in 2021 voor een gehandicaptenparkeerkaart op goede gronden heeft afgewezen. Uitgangspunt is dat het college zich mag baseren op de medische adviezen van de GGD. In wat appellante heeft aangevoerd, ziet de Raad geen aanleiding voor het oordeel dat de GGD onvoldoende acht heeft geslagen op het verhaal van appellante en de door haar in bezwaar aangeleverde medische informatie of dat de adviezen van de GGD anderszins niet zorgvuldig tot stand zijn gekomen. Ook ziet de Raad geen aanleiding om te twijfelen aan de bevindingen en adviezen van de GGD-artsen. Appellante ervaart pijn maar heeft in hoger beroep geen medische stukken ingediend waaruit blijkt dat zij in de te beoordelen periode voldeed aan de voorwaarden voor verstrekking van een gehandicaptenparkeerkaart.

Conclusie en gevolgen

5. Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat het bestreden besluit in stand blijft en aan appellante geen gehandicaptenparkeerkaart wordt verstrekt.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door K.H. Sanders als voorzitter, in tegenwoordigheid van C.C.M. van ‘t Hol als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 juli 2025.
(getekend) K.H. Sanders
(getekend) C.C.M. van ‘t Hol

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels

Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW)
Op grond van artikel 49, eerste lid, van het BABW kan aan een gehandicapte, overeenkomstig de bij ministeriële regeling gestelde criteria, door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar hij als ingezetene met een adres is ingeschreven in de basisregistratie personen, een gehandicaptenparkeerkaart worden verstrekt.
Regeling gehandicaptenparkeerkaart (Regeling)
Op grond van artikel 1, eerste lid, van de Regeling kunnen, voor zover van belang, voor een gehandicaptenparkeerkaart in aanmerking komen:
bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en van brommobielen, die ten gevolge van een aandoening of gebrek een aantoonbare loopbeperking hebben van langdurige aard, waardoor zij - met de gebruikelijke loophulpmiddelen - in redelijkheid niet in staat zijn zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan een stuk te voet te overbruggen;
passagiers van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en van brommobielen, die ten gevolge van een aandoening of gebrek een aantoonbare loopbeperking hebben van langdurige aard, waardoor zij – met de gebruikelijke loophulpmiddelen – in redelijkheid niet in staat zijn zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan een stuk te voet te overbruggen en die voor het vervoer van deur tot deur continu afhankelijk zijn van de hulp van de bestuurder.
In artikel 2, eerste lid, van de Regeling is bepaald dat een gehandicaptenparkeerkaart niet wordt afgegeven alvorens een geneeskundig onderzoek heeft plaatsgehad met betrekking tot de handicap van de aanvrager.
Artikel 3, eerste lid, van de Regeling bepaalt dat, ingeval de gehandicaptenparkeerkaart wordt afgegeven door het gemeentelijk gezag, bedoeld in artikel 49 van het BABW, het geneeskundig onderzoek wordt verricht door de Gemeentelijke Gezondheidsdienst dan wel - bij externe advisering - door een vanwege het gemeentelijk gezag aangewezen deskundige.
Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Artikel 3:9 van de Awb bepaalt dat, indien een besluit berust op een onderzoek naar feiten en gedragingen dat door een adviseur is verricht, het bestuursorgaan zich ervan dient te vergewissen dat dit onderzoek op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden.