ECLI:NL:CRVB:2025:1113

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 juli 2025
Publicatiedatum
29 juli 2025
Zaaknummer
23/2739 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens ontbreken van procesbelang in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. K. Wevers, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. Het college van burgemeester en wethouders van Almere heeft een verweerschrift ingediend. De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting op 4 juni 2025, maar appellante en haar advocaat zijn niet verschenen. Het college was vertegenwoordigd door mr. S. Piets.

De zaak betreft een maatwerkvoorziening voor huishoudelijke ondersteuning die aan appellante was verstrekt voor een bepaalde periode. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college, maar dit bezwaar werd niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het niet tijdig beslissen en tegen de bestreden besluiten ongegrond verklaard. Appellante is het niet eens met de uitspraak van de rechtbank, vooral met betrekking tot het ongegrond verklaren van het beroep tegen het tweede bestreden besluit.

De Raad heeft overwogen dat voor het hoger beroep procesbelang moet bestaan. Dit betekent dat er een daadwerkelijk belang moet zijn bij een inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit. In dit geval is vastgesteld dat de periode waarover de maatwerkvoorziening werd verstrekt inmiddels is verstreken en dat appellante inmiddels een nieuwe maatwerkvoorziening heeft gekregen. Hierdoor is niet gebleken dat een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit nog van belang kan zijn voor een toekomstige periode. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is wegens het ontbreken van procesbelang. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

23/2739 WMO15
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 18 augustus 2023, 22/2087 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Almere (college)
Datum uitspraak: 16 juli 2025

SAMENVATTING

Het hoger beroep is niet-ontvankelijk wegens het ontbreken van procesbelang.

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. K. Wevers hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend. Appellante heeft een nader stuk ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 4 juni 2025. Appellante en mr. Wevers zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S. Piets.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Met een besluit van 24 augustus 2020 heeft het college aan appellante voor de periode van 17 augustus 2020 tot en met 31 juli 2023 een maatwerkvoorziening voor huishoudelijke ondersteuning verstrekt in de vorm van een ondersteuningsarrangement (Lichamelijke achteruitgang pakket A) in de vorm van ondersteuning in natura. Tegen dit besluit heeft appellante op 17 juni 2021 bezwaar gemaakt.
1.2.
Appellante heeft op 12 mei 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Met een besluit van 17 juni 2022 (bestreden besluit 1) heeft het college het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat is ingediend en er geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding.
1.3.
Met een afzonderlijk besluit van 17 juni 2022 (bestreden besluit 2) heeft het college de toegekende maatwerkvoorziening herzien vanaf 17 juni 2022 tot en met 31 juli 2023. De omvang van de huishoudelijke ondersteuning is vastgesteld op in totaal 161 uur per jaar, uitgaande van de basisnorm van 108 uur verminderd met 13 uur voor eigen inzet, 13 uur voor de vervuiling door huisdieren, 16 uur voor een extra kamer in gebruik en 37 uur voor wasverzorging.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar nietontvankelijk verklaard en het beroep tegen bestreden besluit 1 ongegrond verklaard. Ten slotte heeft de rechtbank het beroep tegen bestreden besluit 2 mede in de beoordeling betrokken en dit ongegrond verklaard.
Het standpunt van appellante
3. Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens, voor zover het beroep tegen bestreden besluit 2 ongegrond is verklaard.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad moet ambtshalve de vraag beantwoorden of appellante voldoende procesbelang heeft.
4.1.
Zoals de Raad eerder heeft overwogen [1] is pas sprake van (voldoende) procesbelang als het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het indienen van (hoger) beroep nastreeft, daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van (voldoende) procesbelang. Als sprake is van een periode die al verstreken is, blijft procesbelang aanwezig als een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit van belang kan zijn voor een toekomstige periode. Daarnaast kan procesbelang aanwezig blijven in verband met de beoordeling van een verzoek om schadevergoeding, tenzij op voorhand onaannemelijk is dat schade als gevolg van de besluitvorming is geleden.
4.2.
Het geschil gaat over een maatwerkvoorziening in de vorm van ondersteuning in natura over een periode die is verstreken. Niet is gebleken dat een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit 2 nog van belang kan zijn voor een toekomstige periode. Uit het dossier volgt dat aan appellante inmiddels een maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning is verstrekt voor onbepaalde tijd voor de periode vanaf 1 augustus 2023, met een omvang van 200 uur per jaar. Appellante heeft daartegen aanvankelijk bezwaar gemaakt, maar heeft dit weer ingetrokken omdat zij tevreden is met de ondersteuning die wordt geleverd. Verder is niet gebleken dat een betalingsverplichting voor appellante is ontstaan vanwege aan haar geleverde ondersteuning.
4.3.
Zoals de Raad heeft overwogen in de uitspraak van 2 april 2024 [2] moet nog steeds procesbelang aanwezig worden geacht als het bestuursorgaan zijn besluit in bezwaar heeft herroepen zonder daarbij een vergoeding van bezwaarkosten toe te kennen, terwijl daar wel om was gevraagd, of als de hoogte van een toegekende vergoeding van bezwaarkosten in geschil is. Appellante heeft gesteld dat zij nog procesbelang heeft bij een vergoeding van de bezwaarkosten omdat met bestreden besluit 2 alsnog een urenindicatie is gegeven en niet langer resultaatgericht is geïndiceerd zoals is gedaan in het besluit van 24 augustus 2020. Dit betoog wordt niet gevolgd. Het bezwaar van appellante tegen het besluit van 24 augustus 2020 is met bestreden besluit 1 niet-ontvankelijk verklaard. Appellante heeft het oordeel van de rechtbank over bestreden besluit 1 niet aangevochten. Bestreden besluit 2 is gelet op het voorgaande niet een herroeping van het besluit van 24 augustus 2020, zoals bedoeld in artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
4.4.
Onder deze omstandigheden valt niet in te zien dat appellante enig belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak.

Conclusie en gevolgen

4.5.
Het hoger beroep is niet-ontvankelijk wegens het ontbreken van procesbelang.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door C.W.C.A. Bruggeman, in tegenwoordigheid van N. El Khabazi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 juli 2025.
(getekend) C.W.C.A. Bruggeman
(getekend) N. El Khabazi

Voetnoten

1.Zie onder meer de uitspraak van 8 april 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:887.
2.Uitspraak van 2 april 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:635.