ECLI:NL:CRVB:2025:111

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 januari 2025
Publicatiedatum
16 januari 2025
Zaaknummer
23/2712 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in hoger beroep WIA

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 januari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep met zaaknummer 23/2712 WIA. De appellant, vertegenwoordigd door mr. M.F. Vermaat, heeft hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 25 augustus 2023. De rechtbank had in die uitspraak geoordeeld dat er onvoldoende aanleiding was voor een verderstrekkende urenbeperking dan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld.

Op 19 december 2023 heeft mr. Vermaat namens de appellant het hoger beroep ingetrokken, maar tegelijkertijd verzocht om een proceskostenvergoeding van het Uwv. Het Uwv heeft geen verweerschrift ingediend en er is geen zitting gehouden, conform artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

De Raad overweegt dat volgens artikel 8:75a van de Awb het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten als het bestuursorgaan tegemoetkomt aan de indiener van het beroepschrift. In dit geval heeft het Uwv weliswaar een nieuw besluit genomen, maar heeft het geen wijziging aangebracht in de urenbeperking. Hierdoor is niet voldaan aan de voorwaarden voor een proceskostenvergoeding. De Raad heeft daarom het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen.

Uitspraak

Datum uitspraak: 16 januari 2025
23/2712 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
25 augustus 2023, 22/3406 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. M.F. Vermaat, advocaat, hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
Bij digitaal bericht van 19 december 2023 heeft mr. Vermaat namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
In het hogerberoepschrift voert mr. Vermaat namens appellant aan dat hij het niet eens is met het oordeel van de rechtbank, voor zover zij heeft geoordeeld dat er onvoldoende aanleiding bestaat om tot een verderstrekkende urenbeperking over te gaan dan het Uwv heeft gedaan (onderdeel 6 van de aangevallen uitspraak).
Op 26 oktober 2023 heeft het Uwv uitvoering gegeven aan de aangevallen uitspraak en een nieuw besluit genomen, waarbij appellants beperkingen ten aanzien van zitten (tijdens werk) zijn aangescherpt (onderdeel 8 van de aangevallen uitspraak). Dit heeft tot gevolg dat de functionele mogelijkhedenlijst (en de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant) is gewijzigd, en appellant alsnog recht heeft op een WIA-uitkering. Het toekennen van een WIA-uitkering is aanleiding geweest voor appellant om het hoger beroep in te trekken.
De Raad stelt vast dat het Uwv een nieuw besluit heeft genomen naar aanleiding van de aangevallen uitspraak, waarbij het Uwv met inachtneming van het oordeel van de rechtbank slechts opnieuw de (zit)beperking van appellant heeft beoordeeld.
Het Uwv heeft daarbij, ondanks hetgeen appellant heeft aangevoerd in het hogerberoepschrift, niet ook opnieuw gekeken naar de urenbeperking, en heeft in het nieuwe besluit zijn eerdere oordeel op dat punt gehandhaafd.
Omdat het besluit ten aanzien van de urenbeperking ongewijzigd is gebleven, kan niet worden gesteld dat aan de bezwaren van appellant tegemoet is gekomen als bedoeld in artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb. Om deze reden bestaat geen aanleiding het Uwv te veroordelen in de door appellant gemaakte proceskosten.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door J.D. Streefkerk, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 januari 2025.
(getekend) J.D. Streefkerk
(getekend) A. Giesen