ECLI:NL:CRVB:2025:1104
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering toekenning WIA-uitkering wegens minder dan 35% arbeidsongeschiktheid en de beoordeling van medische en arbeidskundige geschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 juli 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de weigering van het Uwv om hem een WIA-uitkering toe te kennen. Appellant, die zich op 4 september 2020 ziekmeldde, betoogde dat hij meer medische beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen. Het Uwv had vastgesteld dat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de weigering van de uitkering per 2 september 2022. De rechtbank Rotterdam had het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, wat appellant in hoger beroep aanvecht.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting op 12 juni 2025, waar appellant werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. M. Shaaban, en het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. L.J.M.M. de Poel. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om te twijfelen aan de juistheid van het medisch oordeel van de arts bezwaar en beroep. De Raad concludeerde dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de functies die aan appellant waren voorgelegd, medisch passend waren.
Uiteindelijk bevestigde de Raad de uitspraak van de rechtbank en bleef de weigering van de WIA-uitkering in stand. Appellant kreeg geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht, omdat het hoger beroep niet slaagde.