Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
Het oordeel van de Raad
Conclusie en gevolgen
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om vergoeding van schade af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) per 17 juni 2023. Appellant, die voorheen als heftruckchauffeur werkte, stelde dat hij door zijn medische beperkingen niet in staat was om passende functies te vervullen en dat hij recht had op voortzetting van zijn ZW-uitkering. Het Uwv had echter vastgesteld dat appellant in staat was om meer dan 65% van zijn laatst verdiende loon te verdienen, wat leidde tot de beëindiging van de uitkering. De rechtbank Limburg had het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat het medisch onderzoek door het Uwv voldoende zorgvuldig was uitgevoerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had inzichtelijk gemotiveerd waarom er geen reden was voor een urenbeperking en dat de geselecteerde functies passend waren voor appellant. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de medische beoordeling en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Het verzoek van appellant om schadevergoeding werd afgewezen, evenals de vergoeding van proceskosten en griffierecht, omdat het hoger beroep niet slaagde.