ECLI:NL:CRVB:2025:1092
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de ZW-uitkering van appellant en de beoordeling van medische beperkingen door het Uwv
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de ZW-uitkering van appellant per 18 maart 2023 door het Uwv. Appellant stelt dat hij door zijn medische beperkingen niet in staat is om passende functies te verrichten en dat hij recht heeft op een ZW-uitkering. De Centrale Raad van Beroep oordeelt echter dat het Uwv de ZW-uitkering terecht heeft beëindigd. De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting op 4 juni 2025, waarbij appellant werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. M. Kaplan, en het Uwv werd vertegenwoordigd door J.C. Geldof. De rechtbank Rotterdam had eerder het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, en de Raad onderschrijft dit oordeel. De Raad concludeert dat de verzekeringsartsen voldoende rekening hebben gehouden met de medische situatie van appellant en dat de geselecteerde functies in medisch opzicht geschikt zijn. Het hoger beroep van appellant wordt afgewezen, en de beëindiging van de ZW-uitkering blijft in stand. Appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten en griffierecht.