ECLI:NL:CRVB:2025:1090
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering toekenning WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medisch onderzoek
In deze zaak gaat het om de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om appellant per 4 augustus 2022 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Appellant, die zich ziekmeldde na een verkeersongeval, betwistte de inschatting van zijn arbeidsongeschiktheid en stelde dat hij meer beperkingen had dan het Uwv had aangenomen. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat de belastbaarheid van appellant niet onjuist was ingeschat. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, die het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond had verklaard. De rechtbank had geoordeeld dat de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige voldoende rekening hadden gehouden met de medische situatie van appellant en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de conclusies van het Uwv. De Raad oordeelde dat de informatie van neuroloog Tazelaar, die na de datum in geding was verstrekt, geen aanleiding gaf om de eerdere conclusies te herzien. Het hoger beroep van appellant werd afgewezen, wat betekent dat de weigering van de WIA-uitkering in stand blijft. Appellant kreeg geen vergoeding voor proceskosten en griffierecht.