Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van € 4.547,50,-;
- bepaalt dat het Uwv het in beroep en hoger beroep door appellante betaalde griffierecht van in totaal € 185,- vergoedt.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. R. Kaya, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De rechtbank had op 12 mei 2022 een uitspraak gedaan in de zaak met nummer 21/2144. Tijdens de zitting op 10 mei 2023 is appellante via beeldbellen verschenen, terwijl het Uwv niet aanwezig was. Na het onderzoek heeft de Raad het onderzoek heropend en een onafhankelijke deskundige benoemd, die op 29 augustus 2023 een rapport heeft uitgebracht. Appellante heeft op dit rapport niet gereageerd. Op 14 november 2024 heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarin is vastgesteld dat appellante per 11 oktober 2020 recht heeft op een uitkering op grond van de Ziektewet. Vervolgens heeft mr. Kaya namens appellante het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling voor het Uwv. De Raad heeft het onderzoek ter zitting achterwege gelaten en het onderzoek gesloten. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar aan de beroepschrift van appellante is tegemoetgekomen, wat de intrekking van het hoger beroep rechtvaardigt. De Raad heeft het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 4.547,50 bedragen, inclusief griffierechten van € 185,-. De uitspraak is gedaan op 9 juli 2025 door S. Wijna, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier.