ECLI:NL:CRVB:2025:1071
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering toekenning Wajong-uitkering aan appellante op basis van arbeidsvermogen
In deze zaak gaat het om de weigering van het Uwv om appellante een Wajong-uitkering toe te kennen. Appellante, geboren op [geboortedatum] 2002, heeft op [datum] 2020, de dag waarop zij achttien jaar werd, een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering. Zij stelde dat zij op dat moment duurzaam niet over arbeidsvermogen beschikte, maar het Uwv concludeerde na onderzoek dat zij wel degelijk in staat was om gedurende ten minste een uur aaneengesloten en vier uur per dag te werken. De rechtbank Gelderland heeft het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, wat door de Centrale Raad van Beroep in hoger beroep is bevestigd. De Raad oordeelde dat er geen reden was om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, die stelde dat appellante, ondanks haar beperkingen, arbeidsvermogen had. De Raad heeft de argumenten van appellante in hoger beroep niet overtuigend geacht en concludeerde dat de rechtbank terecht het besluit van het Uwv in stand heeft gelaten. De uitspraak bevestigt dat de weigering van de Wajong-uitkering terecht was, en appellante krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.