ECLI:NL:CRVB:2025:1051

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 juli 2025
Publicatiedatum
17 juli 2025
Zaaknummer
24/1734 ZW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake sociale zekerheidswetgeving

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 juli 2025 uitspraak gedaan in het verzet van appellante tegen een eerdere uitspraak van 16 januari 2025, waarin het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk was verklaard. Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. Ö. Sahin, stelde dat het beroepschrift tijdig was ingediend, ondanks dat de rechtbank uitspraak had gedaan op 31 mei 2024. De uitspraak was per aangetekende brief verzonden, maar er was geen afhaalbericht achtergelaten, waardoor appellante niet op de hoogte was van de verzending. De Raad heeft vastgesteld dat de uitspraak op 26 juni 2024 per gewone post is verzonden en dat appellante deze op 2 juli 2024 heeft ontvangen. Appellante heeft binnen zes weken na ontvangst van deze brief hoger beroep ingesteld, wat de Raad als verschoonbaar heeft beoordeeld.

De Raad heeft in zijn overwegingen aangegeven dat er geen reden is om te twijfelen aan de stelling van appellante dat er geen afhaalbericht is achtergelaten. De Raad heeft ook de betrouwbaarheid van de postbezorging in overweging genomen, evenals het feit dat appellante niet beschikte over de PostNL-app om op de hoogte te zijn van de verzending. Uiteindelijk heeft de Raad het verzet gegrond verklaard, de eerdere uitspraak van 16 januari 2025 vervallen verklaard en het onderzoek voortgezet in de stand waarin het zich bevond. Tevens is er een proceskostenveroordeling uitgesproken van € 907,- voor de kosten van het verzet.

Uitspraak

Datum uitspraak: 7 juli 2025
24/1734 ZW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 31 mei 2024, 23/7310 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[X] e/v [Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 16 januari 2025 heeft de Raad het namens appellante door mr. Ö. Sahin, advocaat, ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
Namens appellante heeft mr. Sahin verzet gedaan.
Het verzet is behandeld op de zitting van 26 mei 2025. Mr. Sahin is verschenen via een videoverbinding. Het Uwv heeft zich niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

1. De uitspraak van de Raad van 16 januari 2025 berust op de overweging dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.
2. In verzet voert de gemachtigde van appellante aan dat het beroepschrift tijdig is ingediend bij de Raad. De uitspraak van de rechtbank is toegezonden per aangetekende brief. Dat die brief is aangeboden is niet gebleken omdat geen afhaalbericht op het adres van appellante was achtergelaten. De uitspraak is vervolgens bij gewone brief toegezonden aan appellante op 26 juni 2024, die deze brief op 2 juli 2024 heeft ontvangen waarna zij binnen zes weken hoger beroep heeft ingesteld. Appellante wijst in dat verband op de teruggelopen betrouwbaarheid in de postbezorging. De Raad heeft er in de uitspraak van 16 januari 2025 op gewezen dat appellante via de PostNL-app ervan op de hoogte kon zijn dat er post naar haar was verstuurd. Appellant stelt echter dat zij niet over die app beschikte en dat het gebruik daarvan ook niet van burgers hoeft te worden verwacht.
3.1.
Uit de overgelegde informatie blijkt niet dat er door de postbezorger een afhaalbericht is achtergelaten in de brievenbus van appellante. Verder heeft appellante gewezen op diverse feiten en omstandigheden die een onderbouwing geven voor problemen in de postbezorging.
3.2.
Er is geen reden om er aan te twijfelen dat geen afhaalbericht op het huisadres van appellante is achtergelaten. Dat betekent niet dat de aangevallen uitspraak niet op regelmatige wijze op het adres van appellante is aangeboden, maar dat bezien moet worden of appellante voldoende snel heeft gereageerd toen zij via de verzending per gewone post op 26 juni 2024 op de hoogte geraakte van de gegeven uitspraak. Zoals appellante heeft toegelicht is zij binnen drie weken na de ontvangst naar haar gemachtigde gegaan die pro forma beroep heeft ingesteld. De termijnoverschrijding is daarmee verschoonbaar. De grond over de PostNL-app behoeft daarmee geen bespreking.
3.3.
Dit betekent dat het verzet gegrond wordt verklaard, de uitspraak van de Raad van 16 januari 2025 vervalt en het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
4. Er is aanleiding voor een proceskostenveroordeling van het verzet. Die kosten worden bepaald op een half punt voor het indienen van het verzet en een half punt voor het verschijnen ter zitting, in totaal één punt, dus € 907,-.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • verklaart het verzet gegrond;
  • veroordeelt het college in de proceskosten van het verzet van € 907,-.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van N. El Khabazi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 juli 2025.
(getekend) H.G. Rottier
(getekend) N. El Khabazi