ECLI:NL:CRVB:2025:1022
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking hoger beroep en proceskostenveroordeling in sociale zekerheidszaak
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. L.A. Alderlieste, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De rechtbank had op 15 september 2023 uitspraak gedaan in een zaak met nummer 23/265. Het hoger beroep was gericht tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake de WIA. Op 2 december 2024 heeft het Uwv een nieuw besluit op bezwaar genomen, waarbij het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de bezwaren van appellante. Hierdoor heeft appellante besloten het hoger beroep in te trekken en verzocht om een proceskostenveroordeling voor de kosten die zij heeft gemaakt in verband met het bezwaar, beroep en hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep heeft in deze uitspraak geoordeeld dat, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht, het Uwv kan worden veroordeeld in de proceskosten, omdat het bestuursorgaan aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen. De Raad heeft de proceskosten voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep begroot op in totaal € 2.721,-. Daarnaast is het Uwv veroordeeld tot vergoeding van het door appellante betaalde griffierecht van € 186,-, dat bestaat uit € 50,- voor het beroep en € 136,- voor het hoger beroep. De uitspraak is gedaan door E.W. Akkerman, in tegenwoordigheid van A.M. Korver als griffier, en is openbaar uitgesproken op 2 juli 2025.