ECLI:NL:CRVB:2025:1015

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 juli 2025
Publicatiedatum
11 juli 2025
Zaaknummer
23/1284 JW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag jeugdhulp door college na inroepen blokkeringsrecht door appellante

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een aanvraag voor jeugdhulp door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Appellante, geboren in 2004, ontving sinds 1 januari 2015 een voorziening voor jeugdhulp op basis van de Jeugdwet, maar haar aanvraag voor verlenging van deze voorziening werd op 11 februari 2021 afgewezen. Het college stelde dat de hulpvraag onder de eigen kracht van het gezin viel. Appellante maakte bezwaar, waarna het college het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaarde, maar het medisch advies dat nodig was voor de beoordeling van de aanvraag bleef onbenut door het inroepen van het blokkeringsrecht door appellante. Hierdoor kon het college niet vaststellen of jeugdhulp nodig was en in welke omvang. De rechtbank Rotterdam verklaarde het beroep van appellante ongegrond, wat door de Raad werd bevestigd. De Raad oordeelde dat appellante onvoldoende medewerking had verleend, waardoor het college niet in staat was om de noodzaak van de gevraagde jeugdhulp vast te stellen. De uitspraak van de rechtbank blijft in stand, en appellante krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.

Uitspraak

23/1284 JW
Datum uitspraak: 2 juli 2025
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 7 maart 2023, 22/1107 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (college)
SAMENVATTING
Deze uitspraak gaat over de vraag of het college de aanvraag van appellante voor een voorziening om jeugdhulp terecht heeft afgewezen. De Raad beantwoordt deze vraag bevestigend. Door het inroepen van het blokkeringsrecht heeft appellante onvoldoende medewerking verleend, waardoor het college de noodzaak voor deze voorziening niet kan vaststellen.

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. L.A. Alderlieste, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 9 april 2025. Voor appellante is mr. Alderlieste verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. Hielkema.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellante, geboren in 2004, ontving sinds 1 januari 2015 een voorziening voor jeugdhulp op grond van de Jeugdwet (Jw), bestaande uit persoonlijke verzorging in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) informeel
.Op 11 november 2020 is namens appellante een aanvraag gedaan om een verlenging van deze voorziening voor jeugdhulp.
1.2.
Met een besluit van 11 februari 2021 heeft het college deze aanvraag afgewezen. Het college heeft het standpunt ingenomen dat de hulpvraag valt onder de eigen kracht van het gezin. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
1.3.
Met een besluit van 27 januari 2022 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar gegrond verklaard voor zover dit is gericht tegen de onzorgvuldige voorbereiding van dat besluit. Het college heeft bepaald dat nu de hulpvraag van appellante nog niet is vastgesteld, de benodigde hulp naar aard en omvang nog niet is bepaald en onvolledig onderzoek is gedaan naar de eigen kracht van de ouders, appellante nog een keer de mogelijkheid geboden moet worden om mee te werken aan een onderzoek naar de behoefte van appellante aan jeugdhulp. Dit onderzoek dient bij voorkeur door een onafhankelijke deskundige te gebeuren.
1.4.
Appellante heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Tijdens de beroepsprocedure heeft Trompetter & Partners B.V. op verzoek van het college onderzoek verricht en op 19 augustus 2022 advies uitgebracht. Appellante heeft gebruik gemaakt van haar blokkeringsrecht waardoor het college van het medisch advies geen kennis heeft kunnen nemen.
1.5.
In het aanvullend verweerschrift van 26 september 2022 heeft het college het standpunt ingenomen dat het college zonder inzage in het medisch advies de noodzaak van de gevraagde voorziening voor jeugdhulp niet kan vaststellen. Het college kan niet alsnog vaststellen wat de hulpvragen zijn, welke ondersteuningsbehoefte appellante heeft, welke voorliggende voorzieningen er zijn en of de eigen kracht onvoldoende toereikend is.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. Het college heeft terecht van appellante kunnen vragen om mee te werken aan een onderzoek alvorens tot een definitief besluit te komen. Doordat appellante gebruik heeft gemaakt van haar blokkeringsrecht kan het college niet anders dan voor het vervolg te beslissen op basis van de beschikbare informatie.
Het standpunt van appellant
3. Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Wat zij daartegen heeft aangevoerd wordt hierna besproken.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt.
4.1.
Anders dan het college heeft betoogd, heeft appellante procesbelang bij de beoordeling van haar hoger beroep. De Raad acht het niet op voorhand onaannemelijk dat appellante als gevolg van de besluitvorming schade heeft geleden.
4.2.
Zoals het college ter zitting heeft toegelicht, heeft het college het volgende ten grondslag gelegd aan het bestreden besluit. Door het inroepen van het blokkeringsrecht kan het college niet vaststellen of appellante in aanmerking komt voor een voorziening voor jeugdhulp. Het sociaal-medisch advies was immers noodzakelijk om een goede beslissing over de jeugdhulp te nemen.
4.3.
Appellante heeft als enige beroepsgrond naar voren gebracht dat er geen nader onderzoek nodig was om vast te stellen of er een voorziening voor jeugdhulp moest worden verstrekt. Zij krijgt al jaren een voorziening voor jeugdhulp en het college had op basis van de beschikbare informatie moeten beslissen dat zij in aanmerking kwam voor een voorziening voor jeugdhulp in de vorm van een pgb.
4.4.
De beroepsgrond slaagt niet. Daarbij is het volgende van belang.
4.4.1.
De jeugdige en zijn ouders zijn verplicht aan het college desgevraagd de medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van de Jw. [1]
4.4.2.
Voor een goede beoordeling van de gewenste voorziening voor jeugdhulp was een medisch advies redelijkerwijs nodig. Het college heeft een onafhankelijk sociaal-medisch advies gevraagd over de medische situatie van appellante in relatie tot het dagelijks functioneren. Gevraagd is welke ondersteuning vanuit de Jw van toepassing is gezien de beperkingen en belemmeringen van appellante, in hoeverre er sprake is van bovengebruikelijke hulp en welke inzet vanuit de Jw eventueel nodig wordt geacht. Het college heeft toegelicht dat een onderzoek ook nodig was om te kijken wat de ouders zelf op eigen kracht kunnen en of gebruik gemaakt kan worden van andere voorzieningen, zoals bijvoorbeeld de Zorgverzekeringswet. Anders dan appellante stelt, was de beschikbare informatie hiervoor onvoldoende. Weliswaar ontving appellante al vanaf 1 januari 2015 een voorziening voor jeugdhulp, maar een onderzoek door een onafhankelijke deskundige heeft toen niet plaatsgevonden. De gedingstukken bevatten in elk geval geen antwoord op de onderzoeksvragen, zoals het college deze had geformuleerd.
4.4.3.
Door gebruik te maken van het blokkeringsrecht heeft appellante verhinderd dat het college kennis heeft kunnen nemen van het medisch advies. Zonder inzage in het medisch advies kan het college niet vaststellen of jeugdhulp nodig is, en zo ja, welke jeugdhulp en in welke omvang. Appellante heeft dan ook niet de medewerking verleend die redelijkerwijs nodig was. De gevolgen van dit niet meewerken komen voor rekening en risico van appellante.

Conclusie en gevolgen

4.5.
Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat de afwijzing van de aanvraag om een jeugdhulpvoorziening in stand blijft.
5. Omdat het hoger beroep niet slaagt, krijgt appellante geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door K.M.P. Jacobs als voorzitter en B. Serno en C.W.C.A. Bruggeman als leden, in tegenwoordigheid van N. El Khabazi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 juli 2025.

Voetnoten

1.Artikel 8.1.2, derde lid, van de Jw.