ECLI:NL:CRVB:2025:1012
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering wegens arbeidsongeschiktheid en geschiktheid voor passende functies
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellante door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) per 26 mei 2022. Appellante, die zich op 27 juli 2020 ziek meldde, betwistte de beëindiging van haar uitkering, stellende dat zij door haar medische beperkingen niet in staat was om passende functies te vervullen. De Centrale Raad van Beroep oordeelt echter dat het Uwv de uitkering terecht heeft beëindigd, omdat appellante meer dan 65% kan verdienen van haar laatst verdiende loon. De Raad volgt de medische en arbeidskundige beoordelingen van het Uwv en concludeert dat de geselecteerde functies passend zijn voor appellante. De rechtbank had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Raad bevestigt deze uitspraak. Appellante had verzocht om benoeming van een deskundige, maar dit verzoek wordt afgewezen, omdat de medische beoordeling voldoende zorgvuldig is geweest. De Raad concludeert dat er geen reden is om te twijfelen aan de juistheid van de medische oordelen en dat de geselecteerde functies geschikt zijn voor appellante.