In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 januari 2025 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep van appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellant had hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van 13 september 2023, maar had het griffierecht van € 136,- niet betaald en het beroepschrift niet tijdig ingediend. De Raad heeft vastgesteld dat appellant op 3 november 2023 het beroepschrift had ingediend, maar dat dit pas op 2 november 2023 ter post was bezorgd, wat de termijn voor indienen overschreed. Appellant had weliswaar aangevoerd dat hij tijdig beroep had ingesteld, maar dit werd niet als voldoende grond gezien om aan te nemen dat hij niet in verzuim was geweest. De Raad heeft ook opgemerkt dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken bedraagt en dat deze termijn begint op de dag na de bekendmaking van de uitspraak aan partijen. De Raad heeft geconcludeerd dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend en dat het hoger beroep om deze redenen niet-ontvankelijk is verklaard. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.