ECLI:NL:CRVB:2024:983

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 mei 2024
Publicatiedatum
22 mei 2024
Zaaknummer
21/842 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. B.C.F. Kramer, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had op 15 januari 2021 in zaaknummer 20/1662 geoordeeld over de toekenning van bijstand aan appellante. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had appellante bij besluit van 22 november 2019 bijstand toegekend per 28 november 2019, maar de aanvraag met ingangsdatum 16 juli 2019 afgewezen. Het bezwaar van appellante werd door het college niet-ontvankelijk verklaard. Na een aantal correspondenties tussen de Raad en het college, heeft het college op 14 maart 2023 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen, waarbij het bezwaar ongegrond werd verklaard. Echter, na een uitspraak van de Raad op 25 april 2023, heeft het college besloten de beslissing te herzien en alsnog bijstand toe te kennen aan appellante per 16 juli 2019, met uitzondering van een korte periode in 2021.

Hierdoor heeft mr. Kramer namens appellante het hoger beroep ingetrokken. De Centrale Raad van Beroep heeft vervolgens het college veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 3.249,-. Daarnaast moet het college het griffierecht van € 48,- in beroep en € 134,- in hoger beroep vergoeden. De uitspraak is gedaan door P.W. van Straalen, in tegenwoordigheid van griffier A. Giesen, en is openbaar uitgesproken op 14 mei 2024.

Uitspraak

Datum uitspraak: 14 mei 2024
21/842 PW, 23/1016 PW, 23/2457 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
15 januari 2021, 20/1662
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. B.C.F. Kramer, advocaat, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank.
Bij brief van 25 september 2023 heeft mr. Kramer namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het college te veroordelen in de proceskosten.
Het college heeft laten weten geen aanleiding te zien om een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Hier is het college aan de bezwaren van appellante tegemoetgekomen. Daartoe is het volgende van belang.
Bij besluit van 22 november 2019 heeft het college appellante bijstand toegekend per 28 november 2019, maar een toekenning per de gewenste ingangsdatum 16 juli 2019 afgewezen. Het daartegen gerichte bezwaar heeft het college bij besluit van 26 februari 2020 niet-ontvankelijk verklaard.
De Raad heeft bij brief van 28 januari 2022 aan het college onder andere een aantal vragen opgeworpen met betrekking tot de niet-ontvankelijkheidverklaring van het bezwaar van appellante. Naar aanleiding hiervan heeft het college bij brief van 2 maart 2022 laten weten de bezwaarprocedure te heropenen en de bezwaren van appellante inhoudelijk te beoordelen.
Op 14 maart 2023 heeft het college een nieuwe beslissing op bezwaar genomen, waarbij het college het bezwaarschrift van appellante ongegrond heeft verklaard.
De Raad heeft naar aanleiding hiervan bij brieven van 22 mei 2023 en 12 juni 2023 het college verzocht om de stukken toe te zenden die ten grondslag liggen aan de besluitvorming.
Bij brief van 19 juli 2023 heeft het college echter laten weten de herziene beslissing op bezwaar van 14 maart 2023 te herzien, naar aanleiding van een uitspraak van de Raad van
25april 2023. [1]
Bij besluit van 24 juli 2023 heeft het college aan appellante – met uitsluiting van de periode van 26 september 2021 tot en met 1 oktober 2021 – alsnog bijstand verleend over de periode van 16 juli 2019 tot en met 28 oktober 2019.
Omdat het college appellante alsnog in aanmerking heeft gebracht voor een uitkering per 16 juli 2019, heeft mr. Kramer namens appellante het hoger beroep ingetrokken.
Het college wordt gelet op het voorgaande veroordeeld in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 624,- in bezwaar (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift), € 1.750,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) en € 875,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hoger beroepschrift).
Ook dient het college het door appellante in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht te vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • veroordeelt het college in de proceskosten van appellante tot een bedrag van
  • bepaalt dat het college aan appellante het in beroep betaalde griffierecht van € 48,- en het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 134,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door P.W. van Straalen, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 mei 2024.
(getekend) P.W. van Straalen
(getekend) A. Giesen

Voetnoten

1.CRvB 25 april 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:679.