ECLI:NL:CRVB:2024:982
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van bijstand en afwijzing verzoek om bijstandsverlening met terugwerkende kracht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van bijstand aan appellante. Appellante had zich op 31 december 2021 gemeld voor bijstand en verzocht om bijstandsverlening met terugwerkende kracht tot 22 december 2021. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam had echter de aanvraag afgewezen, omdat er volgens hen geen bijzondere omstandigheden waren die een terugwerkende kracht rechtvaardigden. De rechtbank Rotterdam had in een eerdere uitspraak op 16 januari 2023, zaaknummer 22/3677, het bezwaar van appellante gegrond verklaard, maar slechts bijstand toegekend vanaf 1 februari 2022.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellante niet aannemelijk had gemaakt dat er bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van het uitgangspunt rechtvaardigden dat bijstand wordt toegekend vanaf de datum van aanvraag. De Raad benadrukte dat het aan appellante was om deze bijzondere omstandigheden aan te tonen. Appellante had in hoger beroep herhaald dat zij in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde en zich eerder niet kon inschrijven bij de gemeente Rotterdam, maar de Raad oordeelde dat deze omstandigheden niet voldoende waren om bijstand met terugwerkende kracht toe te kennen.
Daarnaast werd in de uitspraak ingegaan op de ontvangen alimentatie en contante bedragen door appellante in de periode van december 2021 tot januari 2022. De Raad bevestigde dat deze bedragen als inkomen moesten worden aangemerkt, wat betekende dat appellante geen recht had op bijstand voor de periode voorafgaand aan haar aanvraag. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat de toekenning van bijstand per 1 februari 2022 in stand bleef. Appellante kreeg geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht, aangezien haar beroep ongegrond was verklaard.