In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een IVA-uitkering aan appellant, die zich als gevolg van psychische klachten ziek had gemeld. Appellant was eerder volledig arbeidsongeschikt verklaard, maar het Uwv had vastgesteld dat zijn arbeidsongeschiktheid niet duurzaam was. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht had geoordeeld dat er mogelijkheden voor verbetering waren, gebaseerd op een deskundigenrapport van A.L. Mathoera. Dit rapport concludeerde dat appellant, ondanks zijn psychische klachten, niet optimaal behandeld was en dat er verbetering te verwachten viel na een specifieke behandeling voor zijn aandoeningen, waaronder een autisme spectrum stoornis en PTSS. De rechtbank had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde deze uitspraak. De Raad oordeelde dat de deskundige zorgvuldig had gewerkt en dat de motivering van het Uwv overtuigend was. Appellant had in hoger beroep aangevoerd dat de behandeling geen verbetering zou opleveren, maar de Raad volgde de deskundige in zijn oordeel dat er wel degelijk mogelijkheden voor verbetering waren. De Raad concludeerde dat de volledige arbeidsongeschiktheid van appellant op de datum in geding niet duurzaam was, en bevestigde de weigering van de IVA-uitkering.