Uitspraak
OVERWEGINGEN
Inleiding
Het oordeel van de Raad
Conclusie en gevolgen
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade in de vorm van wettelijke rente af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die zich ziekmeldde op 20 augustus 2017, had een WIA-uitkering aangevraagd, maar deze was door het Uwv afgewezen op basis van een arbeidsongeschiktheid van minder dan 35%. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, wat de appellant in hoger beroep aanvecht. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het besluit van het Uwv in stand heeft gelaten. De Raad concludeert dat de medische beoordeling door het Uwv zorgvuldig is uitgevoerd en dat de appellant niet meer arbeidsongeschikt is dan vastgesteld. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en oordeelt dat er geen aanleiding is voor een urenbeperking of voor het benoemen van een onafhankelijke deskundige. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en het verzoek om schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente wordt afgewezen. De appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten en het griffierecht wordt niet teruggegeven.